Toiletgroep Open oog Ockeloen D'66, die ooit de illusie had, dat je de democratie in Nederland kon redden door de minister-president te laten kiezen, kan het nog niet afleren. In Vlissingen komt een nieuwe burgemeester en die wordt nog steeds benoemd en niet gekozen. De D'66 afdeling besloot om de Vlissingse bevolking er toch bij te betrekken en hield een telefonische enquêtte. En die leverde een werkelijk opzienbarend resultaat op: VLISSINGEN - De nieuwe burge meester van Vlissingen moet een open oog hebben voor de bevolking. Dat is een van de duidelijkste conclu sies die kan worden getrokken uit de telefonische enquête, die de afdeling Vlissingen van D'66 in juli heeft gehouden onder de Vlissingse bevol king. De resultaten zijn woensdag middag aangeboden aan de huidige burgemeester drs Th. J. Westerhout, (uit PZC) In juni van dit jaar publiceerde Nieuw zeeland het verhaal van de heer Meer- schaert te Terneuzen, die -als bijstands- trekker- door de (sociaal)rechercheur van Axel en Terneuzen werd verdacht van het samenwonen met een vriendin en dus van steunfraude en daarom (als eerste Neder lander) een nacht in een cel werd opgesloten. Die zaak heeft intussen tot vragen in de raad van Terneuzen en in de Tweede Kamer geleid. De raadsvragen (van A. Persijn van Links Perspektief) werden al beantwoord door burgemeester Ockeloen, maar zo onvolledig, dat Persijn nogmaals vragen indiende. Een van die nieuwe vragen was, of er door ambtenaren van de Sociale Dienst eerst met Meerschaert was gespro ken vóór de zaak in handen van de (sociaal) rechercheur werd gegeven. En aansluitend de vraag of het niet zorgvuldiger is om altijd eerst te praten met mensen voor een rechercheur op ze wordt afgestuurd. En wat antwoordt Ockeloen. 'Dat is geen aangelegenheid, die de gemeenteraad re gardeert. Het instrueren van medewerkers is geen zaak waartoe de gemeenteraad competent is. Die behoort tot de taak van B. en W.'. Nu dachten wij altijd, dat de gemeenteraad de baas is in een gemeente. En als blijkt, dat er onzorgvuldig wordt omgesprongen met inwoners en hun belangen, is die gemeente raad daar voor verantwoordelijk en kan ze de uitvoerders (dat wil zeggen: B. en W.)ter verantwoording roepen. Maar in Terneu zen ligt dat kennelijk anders. Daar is Ockeloen gewoon de baas en de rest moet applaudiseren of z'n bek houden. Het was zomer, dus het regende. Op onze tocht door het wijdse Zuid-Beveland hadden we nog niet veel meer gezien dan koeien die met hun koppen naar elkaar en hun kont naar de wind de laatste nieuwtjes bespraken. Groepen schapen stonden als enorme sponzen verbaasd naar boven te kijken alsof ze wilden zeggen: 'Regent het nu of vergissen wij ons als kudde?' Striemende watermassa's plensden neer op gezinnetjes die, verrast door het mooie weer van die morgen, opgewekt aan een fietstocht waren begonnen. In de open vlakte stonden ze te schuilen onder hun haar, knarsetandend van machteloosheid. De natuur nam weer eens een douche. In deze door God geteisterde omgeving ontwaardden wij een kroegje. Enkel het bordje 'Verlof B' en een paar fietsen tegen de gevel verraadden wat zich daarbinnen moest afspelen. Voorbije jaren kwamen weer terug. Aan de muur portretten in gillende kleuren van Amerikaans aandoende meisjes, die je prodent toelachten vanachter een glas Coca Cola. Boven de schouw een grote spiegel die, door de vele oneffenheden in het glas, de eigenschap bezat iemand regelmatig een ander uiterlijk te bezorgen. De kastelein, die na jarenlang behendig met de fles cognac te zijn omgesprongen de naam Rooie Kees had gekregen vanwege een opvallende kleurverandering in het gelaat, bracht ons de bestelde consumpties. Een stoffig flesje bier en een glas waarvan de inhoud het beste met gesloten ogen genuttigd kon worden. Aan een tafeltje zaten een paar autochtonen te kaarten en aan de tapkast twee mannen die, gezien hun toestand, het beste maar weer eens hun huis konden opzoeken. Nieuwe klanten kwamen binnen. Een grimmige 45-er en een vrouw met een verwoest permanentje. Druipend stonden ze zich uit te wringen, terwijl het hele volkje zwijgend toekeek. 'Twee koffie', riep de man op autoritaire toon, 'zet het hier maar neer.' Dat kwam hard aan. Verlof B is Verlof B en dat is geen koffie. 'Dat emme nie'. De spanning werd nu voelbaar. Het permanentje zakte nog ietsje verder in en de vrouw eronder fluisterde: 'Laten we maar weggaan.' 'Niks daarvan', zei de man: 'Herbergier, wat heb je dan eigenlijk wel?' 'Een rooie kop en aambeien', bracht een van de kerels aan de tap uit en de hele meute ging loeiend onderuit. De man ging zitten en begon op sissende toon een gesprek met de vrouw. Ze was het duidelijk niet met hem eens. Een paar keer schudde ze heftig het hoofd en één keer zei ze hardop: 'Maar Henk, zoiets doe je toch niet in je vakantie?' De man liet een boosaardig lachje horen en stond op. Hij liep op de tapkast toe. 'Herbergier, ik zou graag uw toiletgroep eens zien.' De kastelein keek geschrokken om zich heen. 'Wat zeit'n noe?' vroeg hij de dichtsbijzijnde dronkaard. 'Ie mot zeike', zei deze met dikke tong. 'O, de plee. Dan moe je nae buten. Die deure deur.' De man ging de aangewezen richting uit. Het permanentje keek stug naar buiten waar het nog altijd hoosde. 'Juist. Ik heb het gezien'. De man schreeuwde het bijna triomfantelijk. De kastelein, die juist bezig was iets onder de tapkast te verzetten, kwam verschrikt overeind en stootte op een gemene manier zijn kop. 'Mijn naam is Gerritsen van de Kontroledienst voor Milieu en Gezondheid. Wat ik hier aangetroffen heb tart werkelijk elke beschrijving. Dit is geen toilet meer, dit is.... dit is.... jaach.' Het gebaar van afschuw zei genoeg. De vrouw aan het raam keek even om. 'Henk nou toch', zei ze vermoeid. 'Nee, niks Henk nou toch. Ik zal ervoor zorgen dat u binnenkort bezoek krijgt van een paar mensen die u haarfijn zullen vertellen welke verbouwing u te wachten staat. Deze griebus is werkelijk mensonterend. U loopt vijftig jaar achter meneer. U hoort er nog van. Kom Marie.En met een grimmig-voldane grijns trok de man zijn jas aan en ging naar buiten, gevolgd door zijn vrouw. Het was even stil in het kroegje. Eén van de kaarters zat met zijn arm half opgeheven boven de tafel, klaar om te gooien. 'Wie heeft godverdegodver onze banden leeggezet?' De deur knalde zowat uit zijn sponningen en de man stond met een van woede vertrokken gezicht in de opening. Niemand bewoog. 'Ik eis een fietspomp. Ik eis onmiddelijk een fietspomp.' De kastelein stond net met een natte doek de bult op z'n hoofd terug te drukken. 'Die emme ier nie', zei hij vriendelijk. 'Me loape ier fuuftig jaer achter weet je.' De man hapte naar lucht. 'Stik', riep hij hartgrondig en smeet de deur achter zich dicht. 'Troef', zei de kaarter aan het tafeltje en haalde de kaarten naar zich toe. Raats 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 19