Anarchist 2
Waar hij overleden is weet niemand. Hoe oud hij geworden is, valt niet te achterhalen.
Zelfs een foto lijkt hij niet te hebben achtergelaten. En toch heeft hij geleefd, en hoe!
Toon Poerstamper was zijn naam. Hij werd in 1876 in Middelburg geboren en hij was een van die
Zeeuwen, die kleur gaven aan de arbeidersbeweging van rond de eeuwwisseling.
Op z'n 34ste had hij in 42 verschillende fabrieken gewerkt, verspreid over 32 steden!
Overal werd hij weggetrapt. Soms omdat hij opkwam tegen het onrecht, vaak alleen maar omdat hij
Poerstamper heette. Want Poerstamper was een anarchist.
Hieronder de tweede en laatste aflevering van het verhaal van een vrijgevochten Zeeuwse arbeider.
In de eerste aflevering waren we gekomen tot het jaar 1906, toen Toon na ruzie bij Werkspoor in
Amsterdam nergens in die stad meer aan werk kon komen.
'Wat bij elkaar hoort,
zal bij elkaar blijven'
Zijn vrouw was in verwachting. Elke dag
kon hun tweede kind komen, maar voor
Toon zat er niets anders op dan naar
Düsseldorf te gaan, waar wel werk was. Zijn
vrouw kwam hem na toen hij er vast werk
had. In korte tijd verdiende hij het hoogste
loon, maar daar moest keihard voor
onderhandeld worden. In de gieterijen werd
veel in tarief gewerkt, wat betekende datje
een bepaalde klus voor een bepaalde som
(of een bepaalde tijd) aannam. Meestal was
het een zaak van loven en bieden. Toon was
geen gemakkelijke, want niet alleen had hij
een gezin te onderhouden, ook wilde hij
boeken kopen.
Wat voor boeken las hij? Er zat weinig
variatie in: het waren meest anarchistische
boeken van een bepaalde richting: de
individualistische. Zo las hij Max Stirner
(de geestelijke vader van de individualisten)
en allerlei andere brochures. Toon ontwik
kelde zich tot een anarchist die wars was
van vaste organisatie voor arbeiders. De
georganiseerde Duitse metaalbewerkers,
90% van de arbeiders op zijn fabriek was
georganiseerd, was dat een doorn in het oog
en Toon kreeg het dan ook met hen aan de
stok. Op een gegeven moment werd hij ook
in Düsseldorf ontslagen.
Hij trok naar Keulen en lustig sloeg hij aan
het kolporteren. Dat duurde met lang, want
na zeven maanden werd hij om zijn
propaganda gevangen gezet. Het was eind
1909 en Toon kreeg 6 weken op te knappen.
Voor zijn vrouw was het geen gemakkelijke
tijd. Toon zelf werd tevergeefs door de
autoriteiten ondervraagd over allerlei anar
chisten. Tenslotte werd hij bruut het land
uitgewezen. Vlak voor de grens werd hij nog
drie dagen in een cel gestopt en toen
afgeleverd op het politiebureau in Venlo.
Via Vlissingen trok Toon naar Utrecht
(waar zijn broer werkte) om op de
Jaffafabriek te gaan werken. Na twee
weken kwamen zijn vrouwen kinderen over
uit Keulen. De Duitse politie had nog
gezegd ervoor te zorgen dat men overal
waar Toon zou werken zou weten waarom
20
hij Duitsland uitgezet was.
En ja hoor, daar kwamen de moeilijkheden
al. Een heer kwam zeggen dat mevrouw
Poerstamper uit Keulen zich nog bij het
bevolkingsregister moest aanmelden. Ze
werden kennelijk goed in de gaten gehou
den. In Vlissingen was de politie bij de
schoonouders van Toon langs geweest,
hoewel hij daar nog geen dag gezeten had.
Ze letten er maar niet teveel op en toen
eenmaal de huisraad was aangekomen, zag
de toekomst er weer zonnig uit. Maar op het
eind van de derde week werd Toon
ontslagen. De politie had de direktie
gewaarschuwd voor deze anarchist die
Pruisen uit was gezet.
Nu ook de Hollandse politie hem het leven
zuur bleek te maken, zat er niets anders op
dan in het buitenland weer werk te zoeken.
Zijn vrouw ging naar Vlissingen en Toon
vertelde in Utrecht dat hij naar Kopenha
gen ging. Maar hij trok naar Luik.
Lang kon hij niet onopgemerkt blijven.
Misschien had hij in Luik op moeten geven
waar hij gewerkt had en had hij ook 'De
Schelde' genoemd, in ieder geval was na een
paar weken een zekere Nijssen bij zijn
schoonouders langs gekomen. Deze was
kontroleur op De Schelde. Hij deed
politiewerk op de werf. Daar zou voor
Toon een brief zijn gekomen en nu moest
men weten waar hij zat. Toen zijn vrouw
navraag deed op het postkantoor, bleek dat
alles gelogen was. Een week later kwam de
inspekteur Van Meerendonk om te vragen
waar Toon was.
Deze had intussen vast werk gekregen zodat
hij vrouw en kinderen kon laten overko
men, want wat bij elkaar hoort zal bij elkaar
blijven'. Maar binnen een maand kwam er
een brief uit Vlissingen, dat Van Meeren
donk opnieuw langs was geweest en hard
lachend had gezegd dat Toon in Luik
werkte. De Belgische Veiligheidspolitie
hield hem in de gaten. Ook op de fabriek in
Luik waren ze over hem wezen praten, want
Toon was intussen al weer flink aan het
kolporteren gegaan. Rond de kerst maakte
hij een staking van mijnwerkers mee. Dat
had het begin kunnen zijn van de revolutie,
maar hij moest met lede ogen aanzien hoe
de vakbonden alle wraakgevoelens kanali
seerden in een grote, maar weinig effekt
sorterende demonstratie. Zo zie je maar
weer hoe de officiële vakbonden de
arbeidersbeweging verloederen, was zijn
konklusie. Je zogenaamde vrienden waren
nog gevaarlijker dan je vijanden.
Waarschijnlijk heeft hij niet veel langer dan
een jaar kunnen werken in Luik. Althans, in
juni 1911 is hij in Amsterdam waar hij de
grote internationale zeeliedenstaking mee
maakt. Daarbij vielen enkele doden. Even
later was hij echter alweer terug in Luik.
Daar werd eind september zijn derde kind
geboren, weer een dochter.
Al gauw zat hij opnieuw in de gevangenis,
waarschijnlijk weer wegens propaganda
maken. Het was in deze tijd niet zo'n lolletje
anarchist te zijn. De kranten stonden
dagelijks vol van de aktiviteiten van de
'Bande Bonnot', die Frankrijk met een auto
doortrokken en overal rijke boeren over
hoop schoten, om vervolgens het land te
verdelen onder de arbeiders. Op anarchis
ten werd door de politie daarom dubbel zo
goed gelet.
De gevangenis was smerig. In een paar
dagen zat Toon onder de luis. Maar het
ergste was zijn totale machteloosheid, toen
hij een radeloos briefje van zijn vrouw
kreeg, dat zijn jongste dochter erg ziek was
en hij zich op het ergste moest voorberei
den. Had Domela niet geschreven: 'De
dienst der vrijheid is een zware dienst?' Toon
kon zich daar volledig in vinden.
Hij overzag zijn leven eens. Hij was nu 34
jaar en had in 42 fabrieken gewerkt,
verspreid over 32 steden. Niet dat hij zich