Suriname was jarenlang een Zeeuwse kolonie Een zwarte bladzijde uit de geschiedenis Sranan Krosbé is de titel van een tentoonstelling, die nog de hele maand december in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg is te zien. Suriname Dichtbij. Een blik op de nauwe relatie tussen Suriname en Zeeland, die wordt uitgebouwd via een catalogus en een lesbrief voor de Zeeuwse scholen. Het werd wel eens tijd, dat de Zeeuwen kennismaakten met de betrokkenheid van hun voorvaderen bij de geschiedenis van Suriname. Nieuw Zeeland draagt er graag een steentje aan bij. Wat heeft Zeeland met Suriname te maken? Meer dan de meeste Zeeuwen (en Surina- mers...) weten. Zonder Zeeland en de Zeeuwen zou de geschiedenis van Suriname er waarschijnlijk heel anders hebben uitgezien. Immers, het waren de Raden van Zeeland die op 30 december 1666 een vloot van zeven schepen vanuit het Veerse Gat uitzonden om de Engelsen in West-Indië aan te vallen en tegelijk 'fortune te soucken'. (De 2e Engelse oorlog woedde toen.) Commandant Abraham Crijnssen deed z'n best en zo kon het gebeuren, dat hij in februari 1667 aankwam op de zogeheten 'wilde kust' van Zuid-Amerika, ter hoogte van de Suriname-rivier. Daar hadden de Engelsen juist hun tenten opgeslagen en dus vielen de Zeeuwen hen aan. Het werd een gemakkelijke overwinning, want de Engel sen hadden bijna geen munitie en boven dien was het fort, waarin ze zich verschans ten nog maar half voltooid. De Zeeuwen namen de zaak over, herdoopten het fort in Fort Zeelandia en verklaarden Suriname tot kolonie van Zeeland. Weliswaar werden ze nog hetzelfde jaar door de Engelsen weer weggejaagd, maar intussen was in Europa de Vrede van Breda gesloten, waarbij werd bepaald, dat de Engelsen New York (Nieuw Amsterdam) mochten houden en Holland Suriname. Het waren opnieuw de Zeeuwen, die afreisden naar Suriname en de macht overnamen. En tot 1682 bleef Suriname ook een kolonie van Zeeland. Pas in dat jaar werd de kolonie verkocht (voor 260.000 gulden) aan de West Indische Compagnie. Maar ook daarna bleven de Zeeuwen een speciale band houden. Niet alleen omdat er nogal wat Zeeuwen als kolonist hun geluk in het verre land waren gaan beproeven (De Staten van Zeeland beloofden in 1668 en 1669 iedere Zeeuw, die naar Suriname ging vijf jaar belasting-vrijdom), maar vooral ook omdat de Zeeuwse reders (later verenigd in de Middelburgse Commercie Compagnie) een zeer levendige handel in 14 slaven bleven drijven op zowel Suriname als de Antillen. Tijdens de opening van de tentoonstelling in de Zeeuwse bibliotheek zei een geëmotio neerde Surinaamse historicus drs. R. Gauricharan dat de welvaart van steden als Middelburg en Vlissingen gegrondvest werd 'op de schedels der slaven'. En hij had gelijk: juist en vooral in de gouden eeuw voeren grote aantallen Zeeuwse schepen eerst naar Afrika om er slaven in te laden en die vervolgens naar Suriname te brengen om van daaruit met suiker (dat door de slaven op de suikerrietplantages was gewonnen) naar Zeeland af te reizen. En daarna begon de driehoeksreis van voor af aan. Zwarte bladzijde Dat de Zeeuwen gespecialiseerd waren in deze mensenhandel blijkt wel uit het feit, dat volgens officiële bronnen van alle negers, die door de Westeuropese landen naar Amerika werden gesleept, het kleine Zeeland 15% voor zijn rekening nam. En dat waren dan officiële cijfers. Maar bekend is ook, dat veel Zeeuwse reders slaven smokkelden, dus zonder officiële toestem ming van de West Indische Compagnie. Het waren trouwens ook de Zeeuwen, die in 1621 het slavenhalers-monopolie der Portu gezen doorbraken. Want in de slavenhandel was in die tijd veel geld te verdienen. Om enkele cijfers te noemen: bekend is, dat tussen 1668 en 1676 er in Suriname 30 slavenschepen met in totaal 5.000 negers arriveerden. Het waren bijna allemaal Zeeuwse schepen.... Tot 1804 heeft deze treurige maar lucratieve handel bestaan. En er is waarschijnlijk niet één van de aanbeden Zeeuwse zeehelden (De Ruyter voorop), die niet af en toe afreisde naar de kust van Afrika. Wat daar gebeurde en hoe het verder ging met de neger-slaven heeft J. Wolbers in 1861 treffend beschreven in het boek 'De geschiedenis van Suriname'. Nieuw Zeeland publiceert uit dat boek een serie citaten, die iets harder dan in de tentoonstellings-catalogus en de lesbrief, verduidelijken dat we onze 'gouden eeuw' beter een zwarte bladzijde kunnen noemen.' Brandmerk 'De oorlogen, door de vorsten van Afrika onderling gevoerd, werden door de Europe se Christenen gevoed, omdat zij slaven voor hunne koloniën konden verkrijgen. De uit het binnenland geroofde negers werden naar de zeekust gevoerd en voor onder scheidene handelsartikelen ingeruild. De betaling geschiedde in staven ijzer, kruid, kogels, linnen en andere waren'. 'Te St. George d'Elmina hadden de Nederlanders een sterkte gebouwd. Daar gekomen liet men de slaven den ganschen dag in de vrije lucht op het plein van het hoofdkasteel; vervolgens werden zij gewas- schen en met olie ingesmeerd opdat hun huid er glansrijk zou uitzien, waarna ze naar de directeur-generaal en raad fiskaal werden gevoerd en onder opzicht door de chirurgijns nauwkeurig werden onder zocht. Het brandmerk, voorzien van den naam of het wapen der maatschappij, lag intussen reeds in het vuur, om al de goedgekeurden op de borst te merken. Na dit onderzoek en de brandmerking werden zij zo spoedig mogelijk naar de schepen gevoerd en daar van 300 tot 700 in een schip geladen. De mannen werden van de vrouwen gescheiden; de eersten daarenbo ven geboeid en vervolgens, om ruimte te winnen, zo digt mogelijk opeen gepakt; de benauwde en verpestende atmospheer in de slavenschepen veroorzaakte dikwijls be smettelijke ziekten en steeds vielen er vele slachtoffers'. 'Niettegenstaande de voorzorgen spanden de slaven soms tezamen door de ellende die zij op de schepen te verduren hadden. Zo bericht de gourveneur van Suriname op 11 febr. 1751: 'Voor den mond der rivier is

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1985 | | pagina 14