'Het werk van J. Klein wordt niet beoordeeld omdat 't onvindbaar is' Rumoer rond provinciale kunstaankoop Verbijstering was er te lezen op vele gezichten die novembermorgen in het statencomplex van Middelburg. Beeldende kunstenaars kwamen hun werkstukken ophalen, nadat een selectiecommissie de vorige dag had beslist welk werk door de provincie zou worden aangekocht. Tweeënnegentig hadden er werk ingeleverd. Zeventig konden het zo weer meenemen. Van de beschikbare 123.000 gulden ging 70.500 gulden naar vier mensen. Het resterende bedrag was verdeeld onder achttien mensen. Veel kunstenaars zagen hun laatste kans om in 1986 in de BKR te kunnen blijven in rook opgaan. De bijstand in het vooruitzicht, een -altijd al pijnlijke- afwijzing, de 'a-sociale' verdeling van het geld, kortom de emoties liepen hoog op. 'Waarom zulke grote bedragen naar mensen die het toch al breed hebben?' Een maand later weet het verstand de gevoelens wat meer in banen te leiden. Enkele kunstenaars geven hun mening over de gang van zaken en spuien flinke kritiek op de selectieprocedure. Praten over het aankoopbeleid van de provincie betekent, zo blijkt in de praktijk, ook meteen praten over de positie van de beeldende kunstenaar. De bestaanszeker heid is tenslotte de laatste jaren systema tisch ondermijnd met als middel: de beel dende kunstenaarsregeling. Dooreen stren gere selectie en door de eis eigen inkomen te verwerven is het kunstenaarsbestand in den lande al gehalveerd. In Middelburg, de gemeente die voor vrijwel heel JMidden-Zeeland de BKR toepast en zo het grootste kunstenaars bestand van Zeeland in de regeling heeft, waren in '83 nog 30 kunstenaars in de BKR. In november waren dat er volgens Ed van Reymersdal nog 15. Te vrezen valt, dat dit aantal nog verder zal slinken. Volgens een nog geheime notitie die op het ministerie circuleert, bestaat de BKR in 1986 voor 't laatst. Alle gelden voor beeldende kunst zouden dan door WVC worden besteed. Sociale zaken, die de BKR- aankopen via de gemeenten betaalt, zou dan geen enkele bemoeienis met kunst meer hebben. Wel met kunstenaars, meer dan ooit, via de bijstand. Overigens wijzen meer ontwikkelingen in de richting van afschaf fing van de BKR. Maar dit terzijde. Om dit jaar in de regeling te kunnen blijven, zullen kunstenaars moeten aantonen afge lopen jaar voor 8.000 gulden aan werkstuk ken te hebben verkocht. Nu is de BKR een regeling, waarvan het nooit duidelijk is of het om aankoop van kunst gaat of om het bieden van bestaans zekerheid aan de kunstenaar. Doorgaans proberen gemeenten beide kanten aan bod te laten komen. Zeker is dat in het verleden de BKR kunstenaars een behoorlijke bestaanszekerheid garandeerde. Kunstenaarsbeleid Kees de Valk vertolkt de mening van veel collega's als hij de sociale kanten zwaar laat wegen. 'Het geld waarmee de provincie nu kunst aankoopt, is afkomstig van de bezuinigin gen op de BKR. In totaal is er natuurlijk veel minder beschikbaar voor de beeldende kunst. Het is dus BKR-geld en voor veel kunstenaars was de provinciale aankoop de laatste kans om in de BKR te kunnen blijven. Dan kun je het sociale aspect toch niet vergeten? Bijna 60.000 gulden besteden aan drie mensen, ze zijn Roomser dan de paus in hun verlangen Brinkman te behagen. En hoe kun je zulke bedragen aan de pot onttrekken, als je zelf zo'n dik inkomen hebt, want het zijn alledrie kunstenaars met een groot inkomen. Ik zou me voelen alsof ik biefstuk zat te eten in de Sahel.' Voor de duidelijkheid: de jury selecteerde werk van Marinus Boezem, David van de Kop en Jan van Munster voor samen 57.500 gulden. Een bedrag van 13.000 gulden werd vrij gehouden vooraankoop van schilderij en van Piet Dieleman. Die aankoop is inmiddels geschied. 'Het is tijd dat iemand zijn mond eens open doet', vindt Kees de Valk. 'Rond zo'n provinciale aankoop zou veel meer open heid moeten zijn. De kunstenaars zouden veel meer informatie moeten krijgen, je zou moeten weten volgens welke kriteria werk wordt beoordeeld, hoe de jury tot stand komt en waarom is afgeweken van een maximum bedrag van 10.000 gulden per kunstwerk, zoals vorig jaar. Dan bereik je in elk geval een redelijker verdeling.' Sinds de bezuinigingen in '83 begonnen is 't zo verschrikkelijk moeilijk. Ik heb m'n pannen moeten verkopen om m'n rekenin gen te betalen. En ik verkoop nog wel werk. Anderen zitten nog slechter dan ik, zakten soms naar een halvering van hun inkomen. Dat geldt vooral voor mensen die moeilijk werk maken. Onze groep is zo kwetsbaar. Door die economische problemen zijn de mensen doodsbang kritiek te leveren opeen aankoopcommissie, want dan kopen ze misschien later niets meer van je. Zo werkt 't. Je wordt haast paranoia. Je gaat denken dat je gepakt wordt, omdat je kritisch bent. En dat hoeft helemaal niet zo te zijn.' Kritiek van niet-aangekochten opeen selec tie wordt al snel afgedaan met: rancuneus. Kees de Valk wekt eerder de indruk niet te begrijpen waarom dingen soms gaan zoals ze gaan. Rancuneus is hij zeker niet. Mogelijk vanwege het rumoer rond de aankoopronde heeft de provincie in decem ber een verklaring uitgegeven die veel onduidelijkheden kan wegnemen. Kunstbeleid In '85 en zeer waarschijnlijk ook in '86 is er 195.000 gulden als extra bijdrage van het Rijk beschikbaar ter bevordering van de beeldende kunst. Samen met het geld van de provincie komt het op 235.000 gulden. Dat geld is voor de kunstuitleen, subsidies bij kunstaankopen door particulieren, bedrij ven en gemeenten en aankopen voor de provinciale kunstcollectie. De bedoeling is in de collectie een representatief beeld te 6

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1986 | | pagina 4