r
dagen komen. Gisteren heeft-ie opnieuw
gebeld. Ja, zeiden ze bij de PZEM, dat is
allemaal wel leuk en aardig, maar als wij er
nieuwe lampen indoen, schieten ze die toch
weer kapot.
Kijk, dat vind ik nou discriminatie. Dat
zeggen ze toch ook niet als er ergens anders
een lamp kapot is. Bovendien worden zeer
voor betaald! De PZEM is er om lampen te
repareren en als er iemand lampen vernielt,
dan is de politie ervoor om die in z'n kraag
te pakken. Maar ik wil als bewoner hier
straatverlichting, zeker in de winter. Maar
bij de PZEM is de mentaliteit van: we
hebben het druk met andere dingen en dat
kamp komt nog wel eens1
Discriminatie, hebben woonwagenbewo
nersin Zeeland daar veel last van?
Joke: 'Last? Nee! Ik heb het wel gehad, dat
k dacht: waarom kijken ze zo op me neer?
moet weten, dat ik niet in een
woonwagen geboren ben. dus ik moest er
lan wennen, dat ze m'n kinderen minder
inden en dat ze mij vies vinden. Maar
zoiets gaat over. Er komt een dag, dat je
lenkt: laat ze allemaal barsten! En dat is de
houding van heel veel woonwagenmensen
hoor. Die denken: wat interesseert mij de
wereldMaar die zijn wel zo gemaakt
door de burgers.
Het is met m'n dochters net zo. Die hebben
nu een mavo-diploma maar 't heeft totaal
;ecn nut, want ze komen nergens aan de
jak. Als ze solliciteren en ze zeggen, dat ze
van het kamp komen, denk je dat ze dan
log cen kans maken? Ja, ik weet wel dat er
veel werkeloosheid is onder de jeugd, maar
ilsje van het kamp komt ben je bij voorbaat
il afgewezen. Dat is gewoon zo. Je denkt
och niet dat ze je achter een kassa durven
tettcn als je van een kamp komt? Ze zijn al
)ang datje een pakje boter meeneemt. Dan
veten ze al allerlei smoesjes te verzinnen om
n de winkel achter je aan te sjouwen.
Terwijl ik heus geen pakje boter mee zal
icmen, hoor. D'r zijn wel van die opgedofte
James, die dat niet kunnen laten. Maar ja,
/an héél vroeger toen woonwagenbewoners
Jat misschien deden, hebben ze dat
mthouden en dat wordt je eeuwig nagedra
gen. Je bent een woonwagenbewoner en je
dijft het. Dat gaat er nooit uit.'
KRUÏNINGEN Het college van ge
deputeerde staten van Zeeland heeft
een bezwaarschrift van het echtpaar
Jansen-Van Nieuwenhuyzen uit Krui-
ningen tegen de aanwijzing van drie
woonwagenstandplaatsen onge
grond verklaard.
De woonwagenstandplaatsen moeten
volgens het college van burgemeester
en wethouders van Reimerswaal aan
de Marconistraat in Kruiningen ko
men en daar woont het echtpaar ook
Het bezwaarschrift van de heer er
mevrouw Jansen was ingediend, me
de namens 103 bewoners van dit
straat. Hun voornaamste vrees wa?
dat de waarde van hun huizen zot
dalen. Voor dat en andere bezwarer
bleken gedeputeerde staten niet ge
voelig, zodat het bezwaarschrift onge
grond werd verklaard.
C*'rL
PZC
Klaas en Joke ergerden zich ook aan de
manier, waarop het kamp in de pers
figureert. Joke: 'Als er eens iemand van het
kamp iets had uitgevreten, dan stond er
meteen in de PZC: die en die van het
woonwagenkamp. Maar als er nou iemand
uit bijvoorbeeld de Scheldestraat iets had
gedaan, dan stond die straatnaam er heus
niet bij hoor. Dan was het gewoon 'een
inwoner van Vlissingen'. Maar dat zijn wij
toch ook?! Er zijn hier heus wel een paar,
die niet zullen deugen, maar noem mij één
straat, waar iedereen altijd braaf is. Maar
als er iemand van het kamp iets uithaalt,
dan deugt gelijk het hele kamp niet meer.
Nou, daar heeft Klaas een brief over
geschreven naar de PZC.'
Klaas: 'Dat hebben we als werkgroep
gedaan. En het heeft geholpen, want ik zie
het nu nog zelden in de krant.'
Joke: 'Als de krant een foto maakt op een
kamp, laten ze ook altijd de vuilste plekjes
zien: een kind dat lekker vuil tussen de troep
zit te spelen. Maar nooit eens een keurig
aangeharkt tuintje. En die hebben we hier
toch ook.'
Klaas: 'Je kunt de mensen eigenlijk niet
kwalijk nemen, dat ze zo over ons denken.
Want ze zien ons zo in de krant of ze hebben
het ook weer van een ander gehoord.'
Joke: 'Ja, we zijn viezerikkenMaar als
er dan eens hier binnenkomen, zie ik ze
denken: Goh. zó vies is het hier toch niet.
Want dat is zo hoor: woonwagenmensen
zijn meestal veel properder dan veel
stadsmensen.'
Klaas: 'En op het kamp wordt nooit voor
één gulden gestolen van elkaar. Want als
iemand hier een ander benadeelt, wordt hij
door het hele kamp buitengesloten. Dat
weten we, dus gebeurt het niet. Dat is net als
op een dorp. Ik heb drie dochters, nou die
kunnen rustig 's avonds laat alleen over het
kamp lopen. Het zal bij de jongens niet eens
opkomen om ze lastig te vallen. Want doen
ze het wèl, dan worden ze verbannen, bij
Foto Hein Verwer
wijze van. spreken. En als ik straks naar de
stad ga hoef ik de deur niet op slot te doen,
want m'n buurman zal heus wel in de gaten
houden, dat er geen vreemden bij mij naar
binnen lopen. Nou, dat moet je eens in de
stad proberen.'
Trekken
Woonwagenbewoners trekken niet meer.
Klaas en Joke zouden het niet eens kunnen,
hun wagen is zo groot, dat ze meteen van de
weg gehaald zouden worden. Maar soms
krijgt Klaas nog wel eens de kriebels: 'Ja,
dan pakken we de caravan en dan gaan we
er een paar weken tussenuit, gewoon
vakantie op 'n camping.'
We herhalen de titel van de tentoonstelling
en Klaas zegt: 'Ja, waar gaan we heen? Dat
is heel simpel: we gaan helemaal naar de
integratie toe. Niet, dat wij dat willen, maar
dat doet de overheid. Ze maken nu ook
kampjes zonder sloopterrein erbij. Dat zijn
net campings.'
De vraag is, waarom iemand in een wagen
blijft wonen als die wagen (compleet met
parketvloer en eiken keuken) steeds meer
op een huis begint te lijken.
Klaas: 'Ja, waarom? Ik ben er in geboren en
ik hoop er ook in dood te gaan. Dat is
nostalgie. Ergens heb je zo nog het gevoel
van: ik ben een zwerver, ik ben een vrij mens.
Dat zit in je bloed, hè. Als ik in een huis
terecht kom, heb ik het gevoel dat ik vast
zit. Neem nou m'n schoonzuster. Die had
een pracht flat op Paauwenburg. Nou, als
we daar gingen buurten en ik zat daar twee
uur, dan moest ik weg
Klaas heeft nóg geen antwoord op de vraag
'Woonwagenbewoner, waarheen?': Ik denk
wel, dat wij stabieler worden als groep. Er
komt nog een tijd dat de burgerbevolking
zegt: dat woonwagenvolk, dat is een sterk
volk. Daar kunnen wij ons nog aan
optrekken. Want wij weten, wat we willen
en dat weten veel burgers langzamerhand
helemaal niet meer.'
Kees Slager
11