Herinneringen van een kleine Zeeuwsvlaamse smokkelaar Smokkelen. Elke Zeeuws-Vlaming op leeftijd kan er over meepraten. Vlak aan de grens zaten de grote smokkelaars, die grote risico's namen en grote winsten konden maken. Een heel andere wereld was die van de gewone man die smokkelde voor een kleine bijverdienste. Zulke kleine smokkelaars waren er bij honderden in het vooroorlogse Zeeuws-Vlaanderen, en niet alleen in de grensstreek. Een van hen is Willem, afkomstig van een dorp in West-Zeeuws Vlaanderen. Hij vertelt graag over die periode. 'In de jaren dertig smokkelden we veel. De mensen hadden een heel klein inkomen, dus smokkelden ze. 't Was wel niet veel. Je gaf drie franc vooreen kilo suiker in Belgen, en dan kreeg je hier een kwartje. Dan had je een dubbeltje winst op een kilo. En dan had je nog boter, drank en meer soorten smokkelwaar. Dat smokkelden we altijd van België naar Nederland. Andersom werd er ook wel gesmokkeld, van Nederland naar België. Maar niet door ons. Dat deden die grote smokkelaars. Die smokkelden bees ten, ee. D'r zijn daar van die boeren die woonden precies op de grens. Die hadden het niet moeilijk met smokkelen, want dat ging zo Maar m'n vader ging ook wel eens om een varken naar Belgen, om een viggen'. Die waren daar toen veel goedkoper. En die smeerden ze gewoon wat groene zeep aan ulder bek, dan schreeuwen ze niet. Dat scheelde dan zo'n gulden of vijf, op zo'n vèrkje van zes weken. En als werkeloze had je maar zeven vijftig in de week met stempelen. Maar je moest niet denken datje 't vooreen koopje had, hoor, als ze achter je zaten. De CCD was de dienst die op smokkelen controleerde. Die lagen hele dagen op de loer. We gingen dan op een ouwe fiets die niet veel kostte, want die pakten ze af als je gesnapt wier. Wilde je die terug, dan moest je 'm driedubbel betalen. Dat dee je doorgaans niet, maar je moest wel weer een andere kopen. En je wasje suiker kwijt.' De meest gebruikelijke methode was om op de fiets de grens over te gaan en te zorgen dat je ongezien bleef. Je dook weg in het graan of haalde andere toeren uit. Onge baande wegen waren het veiligst. 'Wij zijn ook wel een keer door 't kanaal gesprongen hoor, daar aan Kerzand, als de CCD er aan kwam. Of je lei je suiker in een vlasvumme2. Dan moest je d'r later weer helemaal om.' Kleinere producten konden vrij veilig door vrouwen de grens over gebracht worden, want die mochten niet gefouilleerd worden. Hobby 'Wat voor soort mensen of er smokkelden? Geen rijke, want die lieten het thuis brengen. Veel jonge jongens, zoals wij, die smokkelden om een paar zakcenten te hebben. Maar van de ouderen waren sommigen ook echte pènsers3 en smokke laars. Die deden dat zonder gebrek aan een zakcent te hebben, ee. Dat was een hobby. Ik kende er een die had een tandem en die had een brede zak genaaid waar een hoop suiker in kon. Daar zat z'n vrouw bovenop, achterop die tandem. De zak mee suiker bleef verstoken achter zijn lange jas en onder haar rokken. Die mensen zijn nooit gepakt. Een ander smokkelde met behulp van z'n knecht. Die moest zogenaamd straalbezopen vanachter in de auto liggen. Aan de grens: 'Heb je wat aan te geven?' 'Nou, dat zootje hier achterin kan je wel krijgen.' 'Nee dank je, rij maar door!' En dan was de buit de grens over - daar lag die knecht bovenop. Die was niet zat, hoor.' Maar met het overschrijden van de grens was het smokkelen niet klaar. De smokkel waar -per man nam je vaak 25 kilo suiker mee- moest nog in kleine hoeveelheden naar de kopers gebracht worden. En ook daar zag de CCD scherp op toe. 'Hier een paar kilo, en daar. Ik zei een keer tegen m'n moeder, ik ga eens een kilo suiker naar grootmoeder brengen. Daar zag ik de CCD komen en ik smeet dat zakje ik de tiengels4, ee. Ik wist natuurlijk precies bij welke boom, die en die koptronk5. 'Wat heb je daar weggegooid?' 'Ik heb niks weggegooid bij m'n weten, je mag gaan kijken als je wil.' Maar ze gingen vanzelf niet tot aan ulder hals in de tiengels, ee.' 'Ik werkte eens met een grote smokkelaar, zo een die smokkelde meteen oud busje. Hij zei: 'Willem, je kan nog een rijksdaalder aan me verdienen.' Een baaltje suiker moest er naar een bakker. Bakkers waren goeie klanten, want je kon er een grote hoeveelheid inééns afleveren. Toen ben ik op de fiets gegaan, met een oud pak aan, een ouwe pet op, het baaltje suiker op de grote bagagedrager van voren en een zaaischort er over heen. Dan leek het net of ik kunstmest ging strooien en ze lieten me 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Nieuw Zeeland | 1986 | | pagina 17