'Ik heb de oorlog in al z'n
verschrikkingen meegemaakt'
Lein Boogaard van oorlogsvrijwilliger tot atoompacifist
Granaatscherf
Goeds
Moordenaar
Land-verrader
Het levensverhaal van Lein
Boogaard uit Domburg is niet los te
denken van de grote wereldgeschie
denis van de twintigste eeuw. Zijn
levensvisie wordt sterk bepaald
door de ervaring dat er twéé soorten
christendom bestaan.
De ene begrijpt hij, de andere niet.
Nieuw Zeeland biedt ruimte voor
de meningen van een arbeiderszoon
die in 1943 onderdook, oorlogsvrij
williger werdm in Indonesië vocht
en zich in 1986 atoompacifist
noemt.
Lein Boogaard, een man van
kernachtige uitspraken.
'Ik ben geboren in 1924 in een arm gezin
onder Aagtekerke. In m'n jeugd heb ik veel
verguizing en diepe vernedering mee moeten
maken omdat we arm waren thuis. Zoiets
drukt een stempel op heel je leven. Je haren
zouden te berge rijzen als ik vertelde wat er in
onze omgeving aan machtsmisbruik gepleegd
werd in de jaren '30. En dat in een uitgespro
ken christelijke gemeenschap: gereformeer
den, hervormden, trouwe kerkgangers. Dat is
voor mij niet te rijmen.'
'Ook wij waren streng-orthodox. Bij ons was
er gelukkig een diepe afkeer van het natio-
naal-socialisme. Maar ik vind dat mijn gene
ratie over 't algemeen te slaafs de wil van de
Duitsers heeft opgevolgd. Kijk nou op Aagte
kerke, we waren maar met twéé jongens die
onderdoken om niet naar Duitsland te hoe
ven voor de Arbeitseinsatz. D'r hadden er
toch veel meer weg kunnen komen, met wat
lef?'
Lein Boogaard werd in juni '43 door Henk
Winkelhof -die volontair was op Aagtekerke-
naar diens ouders in IJsselmonde gebracht.
Als onderduiker verbleef hij later bij een oud
boerenechtpaar onder Horssen in het Land
van Maas en Waal. Hij bewaart goede herin
neringen aan de gastvrijheid van de Winkel-
hofs en van de Drutense predikant Panhuise
die voorheen te Aagtekerke stond. 'De erva
ring dat er ook een christendom van de daad
bestond was een verademing voor me.'
Toen de geallieerden in juni '44 in Frank
rijk landden kreeg onderduiker Boogaard
16
het op z'n heupen en vertrok naar het
Zuiden de vrijheid tegemoet met een zelf
vervalst persoonsbewijs. Totaal onver
wacht dook hij op in het ouderlijk huis
tussen Oostkapelle en Aagtekerke. Ettelijke
maanden moest hij nog binnenhuis blijven
want de bevrijders naderden maar lang
zaam. 'Op den duur werd ik onvoorzichti
ger en dat is me bijna fataal geworden. Op
een avond stonden we te praten aan de weg
toen er ineens een Duitse patrouille-auto
stopte: controle van de persoonsbewijzen!
Gelukkig namen ze m'n jongste broer mee:
du bist Onderdaucher. Dat was hij niet en hij
ging vrolijk mee. Ik was voorlopig gered
maar thuis durfde ik niet meer te blijven.'
Op de eerste november van '44 beleefde
Boogaard de machtige ervaring om in de
straten van Domburg zijn bevrijders de
handen te schudden. Tussen Domburg en
Oostkapelle werd echter nog hevig gevoch
ten en drie dagen later begaf hij zich met
drie anderen op een vlot naar kasteel West-
hove om de burgers die daar klem zaten te
helpen. De Duitsers beschoten het vlot en
Boogaard kreeg een granaatscherf in de
schouder en een schot in de arm. Met hoge
koorts kwam hij in 't Gasthuis te Middel
burg. Hij werd er na drie weken genezen
verklaard.
'Het eerste wat ik deed was naar de Koe
poortstraat lopen en me aanmelden als
oorlogsvrijwilliger. Want ik had door alles
wat ik meegemaakt had toch een behoorlij
ke haat opgelopen tegen die Duitsers. En ik
wilde de mensen verderop in Nederland
helpen bevrijden. Ik wist wat het was om
onder de druk van een vijand te zitten.
Op 15 maart '45 begon m'n opleiding in
Lille. Op de dag dat we naar het front in
Nederland vertrokken, kapituleerden de
Duitsers. In de maanden daarna deden we
allerlei bewakingstaken. Maar toen begon
de onrust in Indië en wij waren de enige
geoefende troepen. In je overmoed teken je
natuurlijk de lange-verband acte. Want
normaal gesproken had ik nooit naar Indië
gewild -en vele andere oorlogsvrijwilligers
ook niet. Toch heb ik er geen spijt van
gehad, we hebben er een hoop goeds voor
de bevolking gedaan.'
'Ik ben natuurlijk in principe helemaal
tegen het kolonialisme, maar de situatie
daar was echt een rommeltje waar de bur
gerbevolking de dupe van werd. Die hebben
we beschermd en vooral onze twee dokters
waren dag en nacht voor de mensen bezig.
In Grogol bij Batavia vonden we een hulpe
loos jongetje van een jaar of drie, vier en die
hebben we bij ons gehouden. Hij kreeg een
uniformpje aan en iedereen kende hem als
'Mantri de Zeeuw'. Hij moet later in Neder
land terecht gekomen zijn.'
'Het was onze taak om de TNI te bestrijden
- en dat hebben we gedaan. Natuurlijk.
Maar onze grootste vijanden waren de
rampokkers die plunderden en moorden
ten koste van hun eigen volk.' Boogaard
heeft weinig last van de herinneringen aan
zijn Indische tijd. Maar als er oorlogsge
weld op de televisie vertoond wordt,
droomt hij 's nachts weer van luchtaanval
len en van de angst voor sluipmoordenaars.
'Maar ik voel me géén moordenaar. Ik heb
géén deel gehad aan uitspattingen, en wei
nigen van ons bataljon zouden dat gedaan
hebben. We kregen daar ook geen kans
voor. Daar was ons officierencorps ook veel
te goed en te menselijk voor. Dat waren
hoogstaande lui, voor het overgrote deel
oud-verzetsmensen.'
De jaren in oorlogstijd -in Nederland en
Indonesië- bepaalden een belangrijk deel
van de levensvisie van Lein Boogaard. 'Ik
heb de oorlog in al zijn verschrikkingen
meegemaakt: onderduiker, gewond als bur
ger, oorlogsvrijwilliger, Indië. Ik heb men
sen gezien die door ons mortiervuur dood
op straat lagen.
Eén beeld blijft altoos bij me: een vrouw
met een kindje op d'r arm: dood. Alleen al
om die reden zeg ik: Nooit meer oorlog. En
zeker niet met kernwapens. Ik ben wel voor
conventionele wapens, want ik weet te goed
wat het is om je vrijheid te missen onder een
bezetter. Ik wil me niet totaal weerloos
opstellen. Maar de wereld zoveel keer kun
nen vernietigen, dat is toch waanzin. God
heeft ons die wereld niet gegeven om die te
vernietigen, maar om ze zo goed mogelijk te
bestieren.'
'Triest is het, als je dan min of meer als een
gevaarlijk virus binnen de kerk beschouwd
wordt, door een hoop mensen die zich
christenen noemen. En wat me opgevallen
is, is dat er onder degenen die mij nu
landverrader noemen, ook mensen zitten
die in de oorlog passief de Duitse bezetting
verdroegen. Zulk soort mensen lopen wel
met oranje, maar als Oranje in de proble-