14 ONS ZEELAND Zoo zijn er drie die een geregelde verbinding uitmaken tusschen Walcheren en Zuid-Beveland en Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. Van Vlissingen en Hansweert varen dagelijks stoom- booten naar Terneuzen, vanwaar de spoorweg naar Mechelen den reiziger het bezoek aan Hulst van die zijde en van België uit gemakkelijk maakt. Een goede en wel de snelste verbinding met Noord- Brabant en de overige provinciën is de provinciale stoombootdienst tusschen Vlake-Hansweert en Wals oorden, die vijf maal per dag heen en weer vaart. Van Walsoorden bereikt men Hulst per stoomtram. Iedere sneltrein stopt te Vlake, een station aan het kanaal door Zuid-Beveland. Hiermede hebben wij voldoende uiteengezet hoe Hulst het gemakkelijkst te bereiken is; zeggen wij nu iets over Hulst zelf en zijne bezienswaardigheden. Hulst is een stadje in de geschiedenis roemrijk be kend als de sterke vesting, die tijdens den tachtigjarigen oorlog den vrijen doortocht naar de zuidelijke Neder landen beheerschte. Vele belegeringen had de stad in die jaren te verduren, en heel wat bloed is op en buiten zijne wallen gevloeid. Maar ook in vroege eeuwen al had Hulst aan vijandelijke aanvallen blootgestaan, want het is een eeuwenoud stadje waarvan de naam reeds in de oudste kronieken voorkomt. Wanneer de plaats ontstaan is, kan moeilijk worden gezegd, maar zeker is het, dat reeds lang voor het jaar duizend de naam der stad als Hulust of Hulustrum in oude oorkonden voorkomt. Reeds in het jaar 1070 verkreeg Hulst, toen betiteld als vlek, van Margaretha, Gravin van Vlaanderen en Henegouwen vrijdom van tollen door geheel Vlaanderen, welk octrooi een toevoeging was aan een vroegere begunstiging van haar „voorzaat' Philips. Die vrij stellingen werden gegeven om door de daarmee be spaarde gelden de plaats, die door brand was geteisterd geweest, weer op te bouwen. Omstreeks 1150 kreeg Hulst, bij handvest van Philips van den Elsas, Graaf van Vlaanderen en Vermandoys den naam van oppidum (stad). Latere graven verleenden de stad rechten en vrijheden, maar daar zij nog altijd „onbeschermd" was, leed zij meermalen aan vijandelijke aanvallen en ver woestingen, zoodat bij de inwoners langzamerhand het verlangen ontstond de stad te versterken, waartoe zij in 1413 de vergunning verkregen. Door financieele zorgen kon er eerst in 1426, onder Philips de Goede, aan worden begonnen. Maar de vele oorlogen en woelingen in Vlaanderen zelf, vergden van de stad zooveel geldelijke offers, dat het werk niet opschoot en toen in 1453 de Gentenaars voor Hulst verschenen, was het nog onvoldoende be schermd en werd het nogmaals verbrand en verwoest. Toch verloren de Hulstenaren den moed niet. De stad werd weer opgebouwd en, begunstigd door de graven van Vlaanderen, wier partij de stad steeds gekozen had, konden nu de vestingwerken worden voltooid. Omstreeks 1465 was de eerste omwalling met twee poorten en grachten gereed. In 1468 en 1471 kwam er telkens nog een poort bij. Later werden buitengrachten gegraven en contre- escarpen opgeworpen, tot in 1542 de aarden wallen wer den vervangen door een steenen ommuring, waardoor de stad destijds voor bijna onwinbaar gehouden werd. Maar toen na het beleg van 9 Juli tot 18 Augustus 1596, de stad door Albertus van Oostenrijk op de Staatsche troepen was heroverd, bleken ook deze ves tingwerken zoo gehavend en vernield, dat men in 1618 besloot, al de bestaande fortificatiën, poorten en andere versterkingen te sloopen en te doen vervangen door de schoone en uitgebreide vestingwerken, die Hulst hebben vermaard doen worden in 's Lands geschiedenis en die de stad en Hulster-Ambacht tot de komst der Franschen in 1794, tegen alle aanvallen hebben beschermd. En al is de vesting sedert dien tijd opgeheven, al zijn de buitenforten en de vestingwerken indertijd door s Rijks domein verkocht, de prachtige hooge wallen met kloeke borstweringen en negen bolwerken zijn aan de stad gebleven en spreken van haar vroegeren roem en grootheid. Ook de drie poorten zijn nog behouden. De vesten liggen nog rond de wallen, maar het zijn niet meer die heldere diepe grachten, doch moerassige poelen vol waterplanten, die echter den beminnaar van natuurschoon menig lieflijk natuurbeeld bieden. Waar Hulst in de dagen van Nederlands worstelstrijd tegen Spanje van zooveel aanzien was, spreekt het van zelf, dat het in dien tijd ook rijk is geweest aan prach tige gothische bouwwerken, doch de verschillende bele geringen en verwoestingen, alsook groote branden, heb ben veel van dat schoone voor altijd vernietigd. Het schoonste en voornaamste is ons echter gelaten, de prach- '§U DE GOTISCHE KERK

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 16