Vertellingen van Beziens waardige Zeeuwsche Steden HULST 8 ONS ZEELAND In deze rubriek zullen we in ieder nummer beschrijvingen geven van bezienswaardige steden van onze mooie Provincie. We zijn overtuigd hiermede het belang van Zeeland te dienen, en sparen moeiten noch kosten deze vertellingen zoo volledig mogelijk aan onze abonnes voor te zetten, alsmede cliche s en wat daar meer voor noodig zal blijken, in de toekomst geregeld iedere week een zoo compleet mogelijk verhaal. We vragen hiervoor speciale aandacht, omdat in Zeeland steden en andere bezienswaardigheden zijn, die door onbekendheid onder de Zeeuwen zelf, meer bekendheid met eigen land zal bevorderen. RED. (ZEEUWSCH VLAANDEREN) (Vervolg) Maar van de straat af zou men die scheiding niet zien, ware het Protestantsche gedeelte even goed onderhou den als het door de Katholieken gebruikte Koor, doch ondanks dit verschil maakt het majestueuse gebouw, met 85 meter hoogen toren, een imposanten indruk. Die toren is gebouwd naar het ontwerp van wijlen Dr. Cuypers, nadat de vorige toren in September 1876 door brand was vernield. Van de toren, een der hoogste van Nederland, heeft men mooie vergezichten over den omtrek. Maar niet alleen het uitwendige van deze kerk boeit het oog, ook het inwendige van het geheel afgewerkte koor is bezienswaardig. Weinig treft men, in één gebouw vereenigd, zooveel symetrie aan in die slanke kolommen, die prachtige spitsbogen en vooral die prachtig gebeeld houwde kapteelen als hier. De geheele inwendige bouw vertoont veel overeenkomst met die van de hoofdkerk van Antwerpen, welker bouwmeesters ook de scheppers van dit monument zouden zijn geweest. Zuidelijk van de kerk is de groote, met lommerrijke boomen beplante markt en daarachter staat het stadhuis. Geheel in zandsteen opgetrokken in 1534, is dit gebouw nooit een prachtgebouw geweest, zooals zooveel ge meentehuizen uit dien tijd, maar toch had het vroeger een leien dak met torentjes, kroonlijst en een gebeeld houwde ballustrade op de pui en sierlijken toren in blau wen arduinsteen, alles in gothischen stijl. Inwendig was het prachtig met zijn groote zaal waarin de rechtszittin gen in lijfstraffelijke zaken gehouden werden en die in het rond bezet was met gebeeldhouwde eiken banken. Maar van al dat moois is niets meer te zien. Toen de Franschen in 1794 bezit namen van deze streken, richt ten zij zich in op het stadhuis van Hulst en hielden er zoo huis, dat het niet meer bruikbaar was en de stede lijke regeering die toen gevestigd was op het Landshuis, daar ook na het vertrek der Franschen bleef. En toen van 1830 tot 1839, tijdens de Belgische onlusten, Hulst weer door militairen was bezet geweest, en al wat in het gebouw nog bruikbaar was, ingericht tot provoost, berg plaats of voor andere doeleinden, was van het stadhuis een ruïne overgebleven. In 1844 is dit alles hersteld, maar zoo, dat leien dak, kroonlijst, ramen en zandsteenen ballustrade geheel wer den weggebroken en door doodgewone moderne vervan gen, terwijl de inwendige verdeeling van het stadhuis ook geheel gewijzigd werd. Op den toren werden twee nieuwe houten lantaarns geplaatst, ter vervanging van de vroegere, die door de Franschen tot op den onder sten omgang waren afgebroken. Is alzoo het Stadhuis op zichzelf geen bezienswaar digheid meer tenzij men hiervan uitzondert de drie groote arduinen wapens, die afkomstig zijn uit den in 1876 afgebranden kerktoren en later in de pui van het stadhuis geplaatst werden binnenin bevat het gebouw nog kunstschatten. Zoo prijkt in de Raadszaal het prachtige schilderij, gezicht op Hulst, door Cornelis de Vos geschilderd en in 1628 aan zijn geboorteplaats geschonken. Verder de portretten van Aartshertog Albertus van Oostenrijk, van Graaf Hendrik van Nassau-Siegen, eerste gouver neur van Hulst na de reductie en overleden in 1652, van den derden gouverneur Jacob van der Meer van Berendrecht, van prins Maurits, van Prins Willem van Oranje, Graaf van Buren en van Prins Willem II, de zoon van Frederik Hendrik. Voormalige Refuge van de Abdij Ten Duijnen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 10