8 cent Oe roem van Nederland 2 ONS ZEELAND grond door de zonnestralen kon uitdrogen en dat een eekhoorn uren ver langs de Holl. kust van boom tot boom zoude kunnen springen. Waarschijnlijk is Holland (Holtland) voor het eerst in de elfde eeuw genoemd, aan een dergelijk moeraswoud zijn naam verschuldigd. Tusschen de bosschen, waren de zeegaten der weinig krachtige en door geen dijken bedwongen ondiepe rivie ren. Vermoedelijk stroomde Noordwaarts van Zeeland de Maas, met een breeden mond „Helium", in zee. Heli um, volgens sommigen afkomstig van Hela, de heersche- res in de onderwereld. Volgens anderen echter komt het Latijnsche woord „Helium van het oude Helle neder- loop, nederstorting van de rivieren Maas, Krammer, Waal. Hiervan zouden de namen den Briel (vroeger bij Zeeland) Bree-hel. Helvloet of Helvoet, Ellemeet af komstig zijn, evenals „de Wielinge" van Wijde Hellinge. Wat de naam Wielinge betreft, denken anderen aan het wiel, waarmede de sluizen van Otto s Graft „de Wielinge", werden opgehaald. De eigenlijke Schelde, Scaldis) vloeide langs Z. Beveland (pagus bevelandus) en Schouwen, (van 't Duitsche Schoude Schelde of van het oude Ned. woord Schouwen bedijken) in de Roompot (Romanus Portus) en de W. Schelde was w.l. nog langen tijd niet veel meer dan een plas, een lage overstroomde vlakte, op welken poel de naam Huant, Hvant, waaruit Hont, Hont...ee zou ontstaan zijn, schijnt te wijzen. De groote schepen voeren in Noord- gouwe. Goeree, Brouwershaven, Zierikzee. In de vroeg ste tijden waren Wielinge en Veergat niet bekend. Vol gens oude schrijvers waren Vlaanderen en Zeeland ver bonden tot aan de Roompot. Bortuliet schrijft, dat het oudste vloet-water de Schelde was, wordende dagelijks grooter en breeder, Sichtend dat de duinen tusschen Vlaanderen en Zeeland gescheiden zijn, omstreeks 938 In 1274 is ten tijde van Guido van Dampierre, Grave van Vlaanderen, een kaart gemaakt, overeenkomende met een kaart, berustende te Gent, waarop staat: „Anno 980 waren de duinen tusschen Zeeland en Vlaanderen doorgraven bij Keizer Otto, dat men noemt „de Wie linge", eertijds genoemd de Otto's graft, tot Gent in de Schelde." In het Duitsch sprak men van Hortzont, waar uit dan Hont zou zijn ontstaan. Volgens Smallegange heeft men door „Otto's gracht", te verstaan uitgraving of verbreeding, eene gracht tusschen Z. Bev. en Vlaan deren, in 1696 „de Splete" genaamd. In 1173 was er zoo n grooten vloed, dat de dijk doorbrak tot Damme, dat men daar Hontsdamme noemde. In 1377 braken de dijken aan de Wielinge door, vernielende alle sluizen en werden 21 parochiën verdronken) de Piet, Biervliet, Ben- tille, Rouselaere enz.). Verder schreef men daarover: „Deze zijn de voornaamste oploopen en inbreuken van wateren geweest, die sulcke breedte van zee tusschen Zeeland en Vlaanderen gemaakt hebben." Als oudste eilanden van Zeeland worden opgegeven Schouwen, Tolen en Walcheren. In een brief van 976 wordt Schou wen genoemd als een afzonderlijke gouw. „Scaldis aan de Golda (Gouwe), naar de Schelde die er langs liep. In dienzelfden tijd wordt van de Bevelanden gesproken en deze naam wordt in verband gebracht met St. Bavo te Gent, waaraan deze landgoederen door erfenis van de dochter van Pepijn van Landen, toebehoorden. Som mige denken echter aan „befon", omdijken. De naam Tolen is w.l. afkomstig van een tolhuis, dat door den hertog van Brabant aan de Eendracht werd gebouwd. In de 13e eeuw bestond Tolen uit een reeks kleine eilan den, allengs door bedijking aan elkander gesloten. Dooi het bedijken van de Pluimpot werden in 1556 de ooste lijke ambachten met de westelijke verbonden. Omtrent den oorsprong van den naam „Walcheren" zijn de mee ningen verschillend. Walcheren van „Wall-aere", be- walde akkers, of van Wal-heer Mercurius, wien men hier diende. Oude chronyken geven op dat de naam af komstig is van een verdreven Henegouwschen vorst Walachrijn. OORSPRONG VAN DEN NAAM „ZEELAND De eenvoudigste, doch ook volstrekt niet bewezen meening, bij Smallegange voorkomende is, dat Zeeland's naam is ontstaan uit de verbinding van „Zee en land als Seeland in Denemarken. De meening, dat de naam afkomstig is van Zalandus, die voorondersteld wordt de stamvader der Bataven te zijn geweest en uit W. Germa- nie verdreven, wordt zeer betwijfeld. Dr. de Man schrijft in zijn werk „Vluchtbergen een belangrijke verhandeling over het ontstaan der naam, aangehaald uit van der Aa. „De Sueven zouden door Keizer Honorius (W. Ro- meinsch) verdreven zijn en hier zijn gaan wonen 395 425. Wij weten dat de naam Sueven een collectieve naam is geworden, die in Duitschland zelf te niet is gegaan en is overgegaan in den naam „Schwaben", wier land vroe ger „Suevia" heette. De bewoners van deze eilanden werden door den biograaf St. Eloy, Sueven genoemd en dan wel Erraticos, of, omdat zij geen vaste woon plaats hadden of, omdat zij dwaalden in het geloof. Men vooronderstelt dat van het woord „Suevi", het woord Zeeuwen is afgeleid. Toen zij hier woonden zoude den naam „Suevenland", in Zeeuwenland of Zeeland zijn overgegaan. In dien tijd werden de Zeeuwen ook wel Waterfriezen genoemd. Friezen beteekende vrijen, niet cijnsbaar aan de Romeinen. Omtrent den oorsprong der eerste bewoners valt met zekerheid niets te zeggen. Sporen van paalwoningen of steenen werktuigen zijn niet gevonden. De sterrekundi- ge reiziger Pychaas, tijdgenoot van Alex, de Groote, schijnt omstreeks 330 onze kusten te hebben bezocht en verhaalt dat de bewoners dezer lage streken, een hope- loozen strijd met de Oceaan voerden, daar de vloed tot een ongekende hoogte steeg. Deze bewoners zijn w.l. vooruitgeschoven posten der Kelten geweest. Men be schrijft hen als „ruych gelyck wilden, seer sterck van lijve, ende sy ontsagen niemant.' (Wordt vervolgd.) y Vbaagi uwen winkelier K0SM0SP0PULAIR 6 cent K0SM0S-R0IJALES FABRIKANTEN VAM DER PUTT S. DE VLAM ^EINDHOVEN jS^Qpgr. 1868

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 4