RED. 2 ONS ZEELAND stemd om over het ijs te glijden, zouden zooveel oude getuigen zijn. Van die heuvels vlamden misschien eens de heilige vuren, als een hulde aan het zonnelicht. De merkwaardige, van den zoogenaamden Luichtberg onder Serooskerke afkomstige steen, thans als kerk- drempel gebezigd, zou een offersteen zijn geweest. - Omtrent deze Vliedbergen is heel wat geschreven en gegist. Gargon dacht dat ze als vluchtheuvels dienden bij den aanleg van dijken. Anderen brengen ze in ver band met Cimbren, Katten of Romeinen, die langen tijd voor de Denen hier huisgehouden hebben. Sommigen maken er offerplaatsen der heidenen of aanspreekplaat- sen der Romeinen van. Speeleveld, in zijn „brieven over Walcheren' denkt dat het grafplaatsen zijn. Als men het door Dr. De Man in 1888 uitgegeven werk, Vlied, of zooals men in Zeeland zegt „Vluchtbergen" leest. Komt men tot de meening, het wel degelijk vluchtheuvels waren. Op Schouwen, in Z. Beveland, maar vooral op Walcheren, waren ze te vinden. Dr. De Man heeft er doen afgraven, en wat men dacht asch te zijn, bleek na scheikundig onderzoek een zelfstandigheid te wezen in de aarde gevormd. De enkele vondsten die er gedaan zijn, wijzen op een tijdperk der Friezen, toen Zeeland tot Friesland behoorde 6e of 7e eeuw. Volgens zijne meening zijn de bergjes op verschillende tijdstippen op geworpen, dus ook vroeger. De Keltische stammen, zouden waarschijnlijk niet verhuisd, doch zich langza merhand met andere stammen vermengd hebben. Ook dr. Blink acht dit in zijn werk „van Eems tot Schelde", niet onwaarschijnlijk. De opgegraven gedenkteekens als de beelden der godin Nehalennia, „Schenkster, geef ster", doen aan vrouwenvereering denken en wijzen op vóór-Germaansche bewoners, misschien van Keltischen oorsprong. Onder de stammen die zich met deze ver mengden, was vooral machtig, die der Katten, welke zich een eeuw vóór onze jaartelling hier vestigden. Katten, afkomstig van Hessen, Hassen, of Chassen, door burgerkrijg uit hun vaderland verdreven. Aan dit schrandere, door lichaamsbouw boven hunne naburen, uitstekende volk, herinneren in Zeeland de namen Kats, Kattendijke, Katshoek. Met de komst der Romeinen, circa 60 jaar vóór Christus, vangt een nieuw tijdperk in onze geschiedenis aan. Door den akkerbouw komen er meer vaste woonplaatsen. De woonstede wordt om geven door afgepaalde landen. Hij, die de grenssteenen durft veranderen ten eigen bate, zou na zijn dood, om poelen en moerassen heenzweven. Oogst en vruchten waren onschendbaar. Wee dengene, die ze stal. Waar schijnlijk waren de machtigste stammen in afdeelingen gesplitst met buurtschappen of wijken, waarin een door wallen, paalwerken of grachten versterkt toevluchtsoord gevonden werd. Door veeten en twisten gedwongen, riep de zwakke somwijlen de hulp van den sterkere in, en dit geschiedde ook met de Romeinen. Waarschijnlijk had Cesar anders wel nooit aan de onderwerping dezer noordelijke streken van Gallie gedacht. Zeven jaren na de komst der Romeinen (51 jaar vóór Christus) was door den oorlog de kracht der meeste stammen gebro ken. Slechts de bewoners der kuststreken hadden in hun dichte bosschen en moerassen veiligheid gevonden. Door de wanhopige worsteling, was België ontvolkt en de machtige stam der Nerviers in Henegouwen ver zwakt. De overlevering deelt mede, dat de Menapiers, waarvan de later gekomen Sueven een deel uitmaak ten, en uit Hessenland waren komen afzakken, en zich door Limburg en Brabant verder hebben verspreid, de eigenlijke stamvaders der Zeeuwen waren. Zij hebben door de ontoegankelijkheid hunner bosschen lang hun vrijheid behouden. Zij waren geen oorlogzuchtig volk en was de arbeid er meer in eer dan elders. Jacht, vee teelt en het kweeken van bijen schijnen de voornaamste middelen van bestaan te zijn geweest. Men verstond bijzonder goed de kunst van vleesch inzouten en het mesten van ganzen. Ook de paarden, niet vlug maar sterk, hadden een goeden naam. Een Romeinsch schrij ver meldt, dat de kleeding tusschen mannen en vrouwen weinig verschilde. De vrouwen hadden echter een doek om het hoofd en daarop een muts (bonnet). De meisjes droegen een band om de lokken. Meisjes of vrouwen die „in 't wild leefden", konden geen huwelijk aangaan. Men huwde, om een sterk ras te krijgen, liefst na den dertigjarigen leeftijd. Woningen waren nog weinig verbeterd. Het weven van stoffen werd zoo goed ge daan, dat deze zelfs naar Italië werden uitgevoerd. Het jaar werd verdeeld in drie seizoenen. Lente, zomer en winter. De herfst, harvest, tijd van inzamelen, werd pas later aangenomen. Met het begin der lente schonk men elkaar versierde eieren, als zinnebeeld der nade rende vruchtbaarheid. De Christelijke kerk nam dit ge bruik over, in dien tijd de stille week voor het Paasch- feest plaatsende, maar als symbool des levens, door de opstanding van Jezus. De zomer begon met den hoogsten zonnestand, wanneer Sumar zegepraalde over den grimmigen winterreus. Dan werd overal nieuw vuur ont stoken, waarvan de weerschijn in de St. Jansvuren te, midzomer nog eeuwen later flikkerde. Met den langsten nacht kwam het Joelfeest, het feest van het wentelen van het rad van den tijd, of de ge boorte van het jaar. Dan werd er jolig gejuicht (gejoeld) wegens het te voorzijn komen van den zonnegod uit het lichtrijk, van welke vreugde het kerstfeest nog een scha duw vertoont. De Christelijke kerk plaatste hier in de 4e eeuw het wijnachtsfeest en weidde daarmede de hei- densche gebruiken. Men telde toen niet bij dagen, maar bij nachten, omdat men de stilte van den nacht heiliger rekende dan den rumoerigen dag, gelijk men nog van Kerstnacht, Wijnacht en Nieuwjaarsnacht spreekt. Iedere stam stond op zichzelf, behalve in tijd van oorlog. (Wordt vervolgd.) ALGEMEENE MEDEDEELINGEN, Om te bevorderen, dat de lezers van Ons Zeeland hun tijdschrift uiterlijk Zaterdag's in hun woning ontvangen, doet de Redactie een beroep op inzenders van copy, dat deze uiterlijk Zaterdag's in bezit is bij de Redactie, dus één week vooruit. Eventueele noodzakelijke spoedzendingen kunnen nog worden nagezonden uiterlijk 's Maandags. Bovendien de copy op één zijde van het papier schrij ven. Voor antwoord op gestelde vragen postzegel insluiten. PRIJSVRAAG. Heeren Voorzitters! Hoe staat het met de besprekingen over de prijsvraag voor Zeeuwsche tooneelwerken in taal en kleederdracht. Met belangstelling, zie ik in de kolommen van Ons Zee- Zand daarvan eenige mededeelingen. C.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 4