van Deensche afkomst zijn, evenals Biggekerke van Biggo. De heidensche tempels werden na dezen slag ver nield. De bekeering der Zeeuwen tot het Christendom ging slechts langzaam. Reeds lang vóór Willebrord was het hierheen gebracht door Romeinen, terwijl de Franken ook tot het Christendom behoorden. S. Eligius, Dago- bert, alsmede S. Amandus predikten het. Zij hadden, ook door gebrek aan kennis der volkstaal, aan onze kusten gesproken, met groote bezwaren te kampen. Beter ging dit toen er zendelingen kwamen uit Engeland, wier Ne- der-Saksische taal het volk hier begrijpen kon. De vrome Angel-Sakser Wilibrord (heilige broeder), door paus Sergius onder den naam Clemens tot aartsbisschop van de Friezen verheven en door den majordomus van het Oost Frankische rijk en door diens gemalin goed ont vangen, stichtte een kerk te Utrecht, waar de verwoeste Dagobert s kapel had gestaan. Op zijn tweede reis uit Engeland komende, landde hij met elf, meest aanzienlijke personen te Westkappel in 690. Hij vernielde daar de heilige beelden en deed volgens overlevering eenige won deren. Deze wonderen, doch zeker ook de vrees voor de machtige Franken, bevestigen het volk in het Chr. geloof. Een aanslag op Willebrord, werd op bijzondere wijze verhinderd. Volgens sommigen zou hij hebben moeten vluchten. Hij bezat in Walcheren, Schouwen, Beveland en Borsele uitgestrekte grondeigendommen, welke hem geschonken waren. Door die goederen, vermeld in zijn testament, werd de bisschop van Utrecht, later de eigen lijke tiendheffer van Zeeland. Willebrord stierf in 739, een en tachtig jaar oud te Echternach. Daar de Chr. godsdienst in Walcheren niet genoeg in eere werd ge houden werd omstreeks het begin der negende eeuw de Utrechtschen bisschop Frederik, door keizer Lodewijk hier heen gezonden, om een zoogenaamd „Sendgericht" te houden. Vele misbruiken werden tegengegaan, als huwelijken tusschen broeders en zusters en huwelijken voor één jaar en één dag. Het gelukte den bisschop op een vergadering de schuldigen met de kerk te verzoenen. In den zoogenaamden Frankischen tijd werd ons tegen woordig vaderland verdeeld in volken of landen. Frie zen, Saksen en Franken; elk land in gouwen of marken, oorspronkelijk dezelfde als gemeenten (heemen of villae) waarin men dorpen of buurtschappen vond. In de meeste marken was een heerlijke hoeve en een aantal kleine hoeven, aan vrije lieden toekomende, waarop de hutten der onderhoorigen stonden. Het grondbezit werd door gaans bij bunders en hoeven geschat, doch in Friesland en ook in Zeeland, naar het getal vee, dat op zekere gronden weiden kon. De kerkelijke verdeeling was in bisdommen, proostdijen en decanaten. Zeeland behoorde grootendeels tot het bisdom van Utrecht. In het begin der achtste eeuw waren er op onze Zeeuwsche eilanden nog geen steden in den waren zin des woords, dat is om muurde plaatsen, waar een vorstelijk ambtenaar geves tigd was, en waar men een schepenbank, tol of munt vond. Westkappel was in de zevende eeuw waarschijn lijk een volkrijke plaats, waar veel handel werd gedreven. De naam Domburg komt pas in 1243 voor. In den histo- rischen atlas van Dr. Dozy wordt Domburg reeds ten tijde der Romeinen aangegeven. Volgens Kesteloo, in zijn ..Wandelingen door Domburg", is men het er over eens, dat de kuststreken van Westkappelle reeds in het begin onzer jaartelling bewoond waren en dat Domburg een havenplaats moet geweest zijn. Door de invallen der Noormannen omstreeks 837 verdwijnt Domburg eenigen tijd uit de geschiedenis. De naam Domburg wordt door sommigen toegeschreven aan een gerichtsplaats „Doem- burg doch anderen denken den naam afkomstig te zijn van „Dunsburgen de wachttorens der Denen, die na het land van de Franken in leen te hebben gekregen, hier woonden. De naam „Dumburch komt het eerst voor in de stadskeur van Floris IV in 1223. Bij de meeste plaat sen, gehuchten, vond men op een hoogte het heiligdom, op welke plaats de Christenen bij voorkeur een kerk bouwden, van alles zooveel mogelijk partij trekkende om de oude en nieuwe godsdienstvormen te vereenigen. Met overleg werden de goden en aardgeesten omgezet in heiligen of duivelen. Niet ver van de offerplaats vond men de aingplaats of maalstede, waaraan het bekende slot in Z. Beveland nog eeuwen lang herinnerde. Daar sprak men de vuur of waterproef uit. In dien omtrek lag gewoonlijk de begraafplaats. In de oudste tijden schijnen de lijken begraven te zijn; later werden zij aan de zee overgegeven. Die der aanzienlijken in schuiten, waarop ons woord „uitvaart betrekking kan hebben. Soms wer den zij hier ook verbrand, wat het strooleggen in Zee land en ook in Vlaanderen, in het geheugen schijnt te houden. Omstreeks 685 werd de lijkverbranding, door Karei de Groote op straffe des doods verboden. De Christenen werden in ruwe houten kisten begraven. (Wordt vervolgd.) BLADVULLING. Vergiftigde appels. Hier te lande worden in groote hoeveelheden, Ameri- kaansche appels ingevoerd. Naar aanleiding hiervan wijst dr. Van Hamel Roos in het Nbl. t. d. vervalschingen er op, dat in Engeland (Hampstead), een vergiftiging is waar genomen door het nuttigen van appelen, die per pond de belangrijke hoeveelheid van een vijfde gram arsenicum bevatten. Het arsenicum wordt als loodarsenaat op de jongen vruch ten gespoten ter verdelging van insecten. Wij hebben, gaat de schrijver voort, het nu wenschelijk geacht in het algemeen belang, nadere bijzonderheden te dezer zake uit Engeland op te sporen. Het bleek ons dat de autori teiten aldaar ernstig waarschuwen tegen het gebruik van de appelsoorten, bekend onder de namen „Newtons" en Newtown Oregons welke met groote hoeveelheden van het voornoemde zoo uiterst vergiftigde lood-arsenaat behandeld zijn geworden. Afwasschen en zorgvuldig schillen is natuurlijk noodzakelijk, doch dikwijls eten kinderen de ongewasschen appelen mét de schil. Een nauwkeurige enquête is in casu noodig bij de vruchten handelaars en importeurs, of de gevreesde soorten ook in hun magazijnen aanwezig zijn. Het poeder is op de appelen aanwezig in den vorm van een grijsachtig poe der. Waar zoo dikwijls in het buitenland afgekeurde waren, hier te lande vrij ingevoerd kunnen worden, dank zij de nog steeds voortdurende afwezigheid van controlestations aan onze grenzen, is een scherp toe zicht ten deze in het belang van publieke gezondheid dringend geboden, vooral natuurlijk in dezen tijd, waarin schier in iedere huishouding appelen, terecht als een der gezondste en smakelijkste vruchten gebruikt worden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 4