ONS ZEELAND
,,den; want wat in de woelige, onzekere oorlogs- en
„crisisjaren, ondanks alle schoone vooruitzichten, niet
„duurzaam mocht gelukken, kan in de rustiger tijden van
„toenemend maatschappelijk evenwicht grooter kans van
„slagen hebben.
„Moge het lezen van deze regelen uitlokken tot het
„bezoeken onzer nog altijd schilderachtige stad en tot
„het opwekken van die energie, welke hare uiting vindt
„in het verrijken der gemeente met menige onderneming
„op verschillend gebied, waardoor haar bloei bevorderd
„wordt en het tevens den man van aanpakken, durf en
„doorzettingsvermogen wel zal gaan.
„Zierikzee, 16 Juni 1924.
„Burgemeester en Wethouders van Zierikzee."
(w.g.) A. J. F, Fokker van Crayestein van Rengerskerke,
Burgemeester.
P. F. Wittermans, Secretaris.
Zierikzee is een oude stad; van zijn geschiedenis weet
men vóór den aanvang der 13e eeuw, al zeer weinig,
toch mag aangenomen worden, dat de plaats toen reeds
een verleden hadvan minstens twee of drie eeuwen.
De ligging der stad op een punt, waar de rivier de
Schelde zich geheel westelijk boog naar zee en het
water de Gouwe noordwaarts voerde naar Holland, was
wel gunstig voor hare ontwikkeling. Zeer waarschijnlijk
is ook reeds in de 8e eeuw, in of nabij deze streek, de
zoutnering een der oorzaken van Zierikzee's opkomst
geweest.
Dat die nering in Zeeland overoud is, ja met de stich
ting van de stad anno 849 door een fantastischen Zirin-
gus in verband wordt gebracht, vermeldt reeds Jan Reij-
gersberch in zijne ten jare 1551 uitgekomen kroniek
van Zeeland.
Op de ontwikkeling van de kleine beginselen dezer
plaats kan Vlaamsche invloed van overwegend gewicht
zijn geweest, een invloed, waaraan door de overlevering
de stichting van het oude grafelijk kasteel, anno 1048,
St. Lievens Monstertoren
7
wordt toegeschreven, en die zeker niet vreemd is ge
weest aan het ontstaan en den naam van Zierikzee's
oudste kerk, welke den in Vlaanderen omgekomen evan
gelieprediker Livinus tot patroon had.
De stichting der oude parochiekerk of van eene daar
aan voorafgegane kapel wordt op 1151 gesteld.
Er zijn aanwijzingen, dat het eerste stadsrecht van
Zierikzee afkomstig kan zijn van Graaf Floris III (1157
1190) en in de allereerste jaren der 13e eeuw begint
onze plaats genoemd te worden.
In 1205 onderging de stad reeds een beleg tegen de
Vlamingen, waaruit afgeleid kan worden, dat Zierikzee
toen al versterkt moet zijn geweest, In de analen vinden
we verder dat in 1248 reeds een vleeschhuis en in 1271
een gasthuis in Zierikzee aangetroffen werd.
Na het gelukkig doorgestane beleg door de Vlamin
gen in 1304 breidt de stad zich sterk in Oostelijke rich
ting uit.
De stad werd door grachten omgeven en van drie
nieuwe poorten voorzien, die we nu nog in Zierikzee
aantreffen, n.m. de Nobelpoort, de Noordhavenpoort en
de Zuidhavenpoort. Men kan aannemen dat deze uitbrei
ding omstreeks 1320 a 1330 plaats vond, waardoor de
stad haar omtrek verkreeg die ze op den huidigen dag
nog bezit!
De 14e eeuw is voor Zierikzee, vooral in de tweede
helft, een tijd van bloei geweest. Een uitgebreide laken
handel ontstond, vooral door de vestiging van Engelsche
kooplieden. Deze handel sterkte zicht in het midden der
14e eeuw reeds tot in de Oostzee uit. In 't jaar 1368 keer
den 96 schepen uit de Oostzee in Zierikzee terug met
een waarde van ruim een millioen gulden.
Naast den koophandel verdient de zoutnering, tot
nieuwen bloei geraakt door het aanvoeren en verwerken
van zout uit Frankrijk en Spanje, vermelding. Deze han
del nam zoon omvang, dat er in de stad geen pak
huizen genoeg gevonden werden om het aangebrachte
zout te bergen.
Ook de haringvangst en de meekrap-nering hier ter
stede dateeren reeds van 1270.
Het welvaren der stad in de 15e eeuw, dus van 1400
1500, kan eenigszins afgeleid worden uit de grootsche
onderneming, die men toen aandurfde: den bouw van
den Sint Lievens Monstertoren, een bouwwerk waarvan
alleen het voetstuk voltooid werd.
Ook het geestelijk leven stond in de 15e eeuw op
hoog peil, daar de stad in dien tijd met vier kloosters
verrijkt werd!
Maar, evenals bij zooveel zeeuwsche steden, volgde
ook hier op den tijd van hoogen bloei en voorspoed een
tijd van vernedering en tegenspoed. Vreeselijke bran
den, oproer, pest en watervloeden teisterden de plaats.
In 1519 gingen 16 groote schepen ten gronde en verloren
400 zeelieden het leven, een ramp die in verband ge
bracht wordt met het staken van den torenbouw.
In 1525 verbrandden 125 huizen en 77 zoutketen.
In 1518 had de pest 3200 slachtoffers geëischt en in
1532 begon de ziekte zich opnieuw te vertoonen en wel
in zoo hevige mate, dat 3000 personen den dood vonden.
Dank zij een wonderbaar herstellingsvermogen, beurde
Zierikzee telkens, na al deze rampspoeden, het hoofd
moedig naar boven. De voor het geheele Vaderland zoo
benarde jaren van den Spaanschen Vrijheidsoorlog,
waarin Zierikzee bij de belegering van 1575—'76 zulk
een belangrijke rol vervulde, Werden echter in de 17e en