8 ONS ZEELAND. Dit zijn de „visite-kaartjes'' onder de annonces, en gelijk te stellen met de advertenties uit de middel eeuwen; de uithangborden, alleen nuttig om den naam in gedachten te houden. Of voor t geval men toeval lig zoude zoeken, doch die alle overtuigende of sug gestieve kracht missen, om den lezer te bewegen zich tot juist dat adres te wenden, als hij dit of dat noodig heeft of zal hebben. En nog minder zal zoo'n advertentie bewegen tot aankoop van iets, waaraan men zoo direct geen be hoefte heeft, doch dat men toch wel zou aanschaffen, zoo door de advertentie slechts de herinnering werd opgewekt aan de diensten en het nut, dat men er van zou kunnen hebben of de voordeelen bij directen aankoop. Er zijn er die voelen, dat deze advertenties voor hun doel te kort schieten en die er daarom wat bij willen zetten. Zij komen dan veelal tot het gebruik en mis bruik van cliché-uitdrukkingen, duizendmaal al door concurrenten en anderen gebezigd en herhaald, tot nietszeggende superlatieven, zelf-aanbevelingen, enz. Zulke advertenties zijn morsdood, zoo goed als de fossiele eerste. Kan men nu van een doode over redingskracht of lokkend vermogen verwachten? En deze twee eigenschappen zijn het toch, waardoor re clame hare groote waarde bekomt. Wil reclame haar onschatbaarheid toonen, dan moet men door haar overtuigen van het belang, dat het publiek heeft om bij die of die firma te koopen, daar en daar goederen te betrekken, van dit of dat gebruik te maken. En daartoe moet de advertentie persoon lijkheid bevatten. Persoonlijkheid heeft het vermogen te overtuigen, overredingskracht uit te oefenen, overtuigende argu menten bijeen te zamelen en te uiten. Een handelsreiziger, die niet anders weet dan zich te laten aandienen, monsters te toonen en erbij te zeg gen, dat de artikelen zoo goed zijn en zoo voordeelig en of hij voor meneer een „ordertje mag noteeren. zal noch zichzelf noch zijn firma ooit rijk maken. De man heeft, of toont althans geen persoonlijkheid; hij zegt wat iedereen kan zeggen en is niet veel meer waard dan de enveloppe, waarin men een monster of brief verzendt, wat evenwel goedkooper is! En hij kan nog de artikelen laten zien en voor zichzelf laten spreken, wat een factor is, doch alleen wanneer zij van zeer op vallende kwaliteit of billijken prijs zijn. De advertentie kan dat evenwel niet. Zij moet door haar uiterlijke verschijning opvallen, aantrekken, belangstelling in boezemen, deze belangstelling ontwikkelen tot koop lust en deze lust, deze wensch tot koopen aandrijven en productief maken door een aansporing tot het over gaan naar de daad van koopen. Dit is de ideaal-adver- tentie. Zoo kan men zoo heel veel meer nut en voordeel trekken uit zijn advertenties, door er dus tijd en zorg aan te besteden, een goeden, persoonlijken, levenden tekst op te maken, iets te zeggen wat niet voor ieders waar of zaak geldt of door ieder met evenveel recht of aanleiding kan gezegd worden. Geen spitsvondigheden, geen zij het ook pak kende epitheta, die een ieder kan aanwenden, doch het naar voren brengen van werkeliijke eigenschappen ten voordeele van goede eigenaardigheden of voor- deelige bijzaken. Dit kan voor ieder artikel gelden. Niemand be hoeft op te merken, dat hij niet zou weten wat nu van dit of dat artikel te zeggen. Men kan over zoovele zaken daarmede in verband uitweiden. Men kan het hebben over de fabricage en de voortreffelijkheid daarvan bepleiten, of over de werkwijze, in verband met de vlugheid en nauwkeurig heid waarmede orders worden uitgevoerd, over zijn arbeiders, over zoo vele en zoo verschillend factoren, die men zelf bij bewust nadenken en zich rekenschap geven, kan vinden. Men moest niet bevreesd zijn hierover iets te vertel len. Al deze zaken onder fabrieksgeheim te rangschik ken, is toch waarlijk te prudent. De good-will" en het vertrouwen, die men daar door zal winnen, zullen grooter voordeel aanbrengen dan wat men thans door geheimzinnigheid uit vrees van te veel te zeggen met het oog op zijn concurrenten, denkt te winnen. Deze winst is fictief en van geene waarde. En zet men er zich toe om erover na te denken, dan zal men allicht tot de ontdekking komen van dingen, die men zou willen kunnen zeggen over zijn bedrijf, doch die het niet bezit. En men zal dan trachten naar verbetering, in welk geval adverteeren bij voorbaat reeds zijn dubbel nut zal hebben. Ondanks degelijke zakenkennis, zullen er zijn die in het opstellen van een goede annonce of circulaire niet zullen slagen. Dan is een goed reclame-chef op zijn plaats, een vakman voor de reclame, die ook in de organisatie van het bedrijf zijn woord zal mogen mede- spreken. Al deze moeite en kosten is reclame zeker waard, waar zij de Koningin is van het zakenleven, (le ven, in letterlijken zin) doch zooals de meesten thans noq adverteeren 't is zonde! G. M. CONCERTEN AAN HET HOF. De volgende gebeurtenissen uit het leven van den beroemden violist Louis Spohr geven een eigenaardige kijk op de toenmalige omstandigheden waaronder aan de Duitsche hoven werd gemusiceerd. Door huiselijke omstandigheden daartoe gedwongen, ging Louis Spohr reeds op jeugdigen leeftijijd naar Hamburg, om aldaar als muziekonderwijzer zijn brood te verdienen. Daar zijn plannen niet slaagden, keerde hij de Elbestad den rug toe. Hij wendde zich vervolgens tot den vorst van Brunswijk, Karl Ferdinand, welke bekend stond als een groot muziekliefhebber. Deze gaf den wensch te kennen met den jongen Louis kennis te maken en ont bood hem bij zich. De vorst was zoozeer met hem ingenomen, dat Spohr de verzekering ontving op het eerstkomende concert een proef zijner bekwaamheid te mogen afleggen. De Brunswijker hofconcerten waren voor de hof- muzikanten verre van aangenaam, daar het toenmaals aan bijna alle hoven gewoonte was tijdens de concerten te kaarten. Om niet gestoord te worden door te over weldigende orkestklanken, had de hertogin bevolen, dat men zeer zacht moest spelen, terwijl door tapijten de klanken zooveel mogelijk werden getemperd. Toen Spohr zich voor de eerste maal liet hooren, waren de speeltafels en tapijten verdwenen op bevel van den hertog, welke in tegenstelling met de hertogin,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 8