ZELFRESPECT. 2 ONS ZEELAND Getuigt, gij die een welversneden pen voert, van Zeeland's schoon. Uw artikelen, al of niet (maar liefst) geïllustreerd, zullen ons welkom zijn. Getuigt in proza of poëzie! Geeft ruchtbaarheid aan wat uit commercieel of industrieel oogpunt belangrijk is en eiken Zeeuw be lang inboezemt. Weest tolk van allen, die niet zoo vaardig met de pen zijn als gij, en bepleit de wenschelijkheid of nood zakelijkheid van verbeteringen. Zeeland bezit veel, maar zeer veel ook mist het nog of vraagt dringend om uitbreiding. We denken o. a. aan verkeersmiddelen, watervoor ziening, electrificatie, ziekenverzorging, enz. Houdt ons op de hoogte van wat daar op oecono- misch gebied woelt en werkt. Wij zullen uw meeningen, uw op- en aanmerkingen, mits de bedoeling om op-te-bouwen bij u voorzit, gaarne, zeer gaarne in ons blad een plaats inruimen. ,,Ons Zeeland" wil zijn een publieke tribune. Alles wat de Zeeuwen interesseert, is ons welkom; want wij wenschen, dat ons weekblad een interessant blad zij; dat niemand uit de handen zal leggen, zonder te getuigen: Ik heb weer iets geleerd, ik ben rijker, dan ik straks was. Ons doel is: Zeeland vooruit!" Onder die leuze gaan we nu in zee. We zullen wel eens dobberen; maar waar Voorzichtigheid ten uitkijk zit en Kordaatheid de roerpen houdt, daar hopen we met uwe voorlichting land te bezeilen. DE REDACTIE. Van Hulst tot aan Renesse, Van Zijpe tot Cadzand, Dat is het erf der Zeeuwen; Een stuk écht Nederland. Wanneer iemand van „boven den Moerdijk" dit motto leest, is het geval volstrekt niet ondenkbaar, dat hij met een medelijdend glimlachje en idem schou derophalen de lezing van dit artikeltje niet vervolgt en zijn aandacht gaat schenken aan andere lectuur. Volstrekt niet ondenkbaar, want het is ons, Zeeuwen, maar al te wel bekend, dat er daar, „boven den Moer dijk", niet weinigen zijn, die ons en ons gewest niet als Nederlandsch willen qualificeeren. In hun oog zijn Zeeland en de Zeeuwen eigenlijk Vlaamsch (driekwart Vlaamsch op zijn minst). Zij, zij-alleen zijn Neder landers. Het zijn deze z.g. rasechte Nederlanders, die in de dagen der desannexatiebeweging zich niet ont zagen om, met volslagen gemis aan waarachtige kennis van land en volk, zelfs in het publiek te durven zeggen, dat hunnentwege Zeeuwsch-Vlaanderen gerust Bel gisch mocht worden. Zeeuwen waren immers geen echte, volle Nederlanders zooals zij. In die dagen hebben de Zeeuwen met het eveneens bedreigde Limburg, getuigd van hun gezindheid en in dicht en ondicht hun instemming met ons motto beleden. Of ze daarmee hebben bereikt, dat overig Nederland Zeeland en zijn bewoners ais een factor van gelijke beteekenis als de overige gewesten heeft erkend? Men hoopte het toentertijd; maar wie oogen en ooren goed openzet, merkt wel anders. Wat „boven den Moerdijk" woont, is nog heden ten dage maar al te dikwijls geneigd, al wat Zeeuwsch is, niet voor vol aan te zien. Immers die kleederdracht! Dat is toch niet Neder landsch! Neen, de „rasechte" Nederlander kleedt zich in een pak van Engelschen snit en zijn wederhelft draagt een japon naar de jongste Parijsche mode. Nu kan immers iedereen zien, dat ze rasechte Nederlan ders zijn! En dan dat Zeeuwsch dialect! Neen maar, dan moet u de bewoners der Hollandsche badplaatsen eens hooren of de Zaankanters, of de oprechte Hagenaars, of de menschen uit den Achterhoek, of de Amster dammers! Dat is Nederlandsch! Geen aasje dialect hoor! Geen zweempje van accent. Daar kan de Zeeuw nooit tegen op. Die aardige Zeeuwsche boerenmeisjes? Dat kan er nog mee door, als ze tenminste mooi, jong en jolig zijn. Maar toch maar zóó, zóó. Want welke rasechte Nederlander zal het in zijn hoofd krijgen een Zeeuw sche schoone in haar boerinnekostuum aan zijn familie te gaan voorstellen als zijn toekomstige vrouw? Of gij, geboren Zeeuw of Zeeuwsche, wat uw afkomst van Kaninefaten, Nedersaksen en Friezen aangaat, minstens evenveel Germaansch bloed in de aderen hebt als die z.g. rasechte Nederlanders van „boven den Moerdijk"; of uw kleedij in schilderachtigheid zeker kan wed ijveren met die van hooggehoede, zwartgerokte of sportief gekleede „Hollanders" en die van uw vrouw of dochter in zwierigheid en doelmatigheid geenszins achterstaat bij die der overige Nederlandsche vrouwen en meisjes; of uw Zeeuwsche sprake een vergelijking ten op zichte van beschaving en welluidendheid met het Jor- daansch, met het Groningsch, met het Overijselsch en andere dialecten volstrekt niet behoeft te vreezen; of uw voorzaten vlootvoogd of schepeling zoo min beducht waren voor de Spaansche Armada als voor Engeland's vloten en voor het oranje-blanje-bleu wisten te sterven; of een Naerebout de groote voorganger was in het Nederlandsch reddingswezen; of in tijden van druk en nood, als het land reik halzend uitzag naar een verlosser, Zeeland voorging en Oranje weer aan 't hoofd plaatste; Wat zegt dat alles?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 2