2
ONS ZEELAND
De terugkeer tot het vrije vóóroorlogsche verkeer
bracht evenwel ook mede een drukker bezoek van
uit de Belgische kustplaatsen en uit Engeland.
De vraag kan nu worden gesteld, of het vreemde-
lingenbezoek voor ons gewest gewenscht is of niet.
Laat ons nagaan, welke de gevolgen ervan kunnen
zijn.
In de eerste plaats trekt de neringdoende stand door
meerderen omzet een niet onverwerpelijke bate. Het
hotelwezen spint er garen bij, en een druk verkeer
legt den endernemers van autobusdiensten en tram
maatschappijen geen windeieren.
Dit is één zijde der questie en voor velen is die
beslissend. Men verheugt zich over een toenemend
vreemdelingenbezoek, omdat het geldelijk gewin
brengt.
Misschien neemt men het mij wel een beetje kwalijk,
dat ik 't zoo recht op den man af vraag, (maar daar
houd ik nu eenmaal van), n.l.: welk offer brengt gij,
die de voordeelen .van vreemdelingenbezoek gaarne
geniet, toch om dat bezoek aan te moedigen?
Gij begrijpt toch wel, dat het niet aangaat te oogsten,
waar gij niet gezaaid hebt? Zijt gij nog geen lid van
één dier vereenigingen voor Vreemdelingenverkeer in
uw omgeving? Wordt het dan terstond.
En wilt gij die voordeelen blijvend genieten, tracht
dan den vreemdeling aangenaam te verrassen door
beleefdheid, hulpvaardigheid en matige prijzen.
Door het laatste vooral! Weest wijzer dan het bekende
vrouwtje, dat de kip, die haar eiken dag een gouden
ei legde, slachtte om alle eieren tegelijk te hebben en
later kip en eieren beide kwijt was.
En nog iets! Een vriendelijke raad aan ouders en
onderwijzers. Wendt uw gezag en invloed aan om te
voorkomen, dat de jeugd den vreemdeling aangaapt
als ware hij een wild dier, of hem op hinderlijke wijze
volgt en om centen vraagt.
Onlangs deed een Zeeuwsche, die haar gewestelijke
dracht getrouw is gebleven, haar beklag over de ver
nederende behandeling, waaraan zij en hare zusteren
van de zijde der vreemdelingen bloot staan. En te
recht! Het is een schande, dat zoo iets gebeurt. Wie
zijn nieuwsgierigheid niet binnen de perken van 't
fatsoen weet te houden, stempelt zichzelven tot een
onbeheerscht en onbeschaafd wezen. Laat het aan den
vreemdeling over, zich als zoodanig te doen kennen.
Toont zelf uiterlijke beschaving, opdat de vreem
deling zich correct jegens u gedraagt. En vergeet hij
zich, behandelt hem dan met waardigheid, zoodat hij
zich schame.
Maar weest niet al te streng. In den regel is de
bedoeling niet zoo kwaad.
Laat u vooral niet betalen, wanneer de vreemdeling
een kiekje van u neemt. En als ge ziet, dat er vrouwen
en meisjes zijn, die zich in hoerendracht komen aan
bieden als betaald model, waarschuw dan de politie
tegen zulke verkapte bedelarij. Een Zeeuw mag geen
bedelaar zijn.
Weest vriendelijk, als men u in een vreemde taal
toespreekt! Verstaat gij hem niet, wendt u dan niet
ncrsch af. Glimlacht liever! Zoudt gij 't aangenaam
vinden, als gij, in den vreemde beleefd om inlichtingen
vragend, het antwoord op iemands rug moest lezen?
Toont, lieve Zeeuwsche meisjes en vrouwen, u fier
op uw mooie kleedij. Draagt die met zwier! Ze is
mooi en maakt u nog mooier dan ge zijt.
Zegt mij eens, vindt ge dat grijze, bruine of khaki
kostuum der vreemde bezoeksters werkelijk mooier
dan de frissche harmonie van uw dracht? Vindt gij
hun sloeberige, hobbezakachtige reispak fraaier van
snit dan uw kleedij?
Legt uw schoone dracht toch nooit af! De vreem
deling benijdt ze u.
Wanneer ge door den stroom van vreemde bezoekers
er toe zoudt komen, uw karakteristieke kleedij te ver
vangen door burgerkleeding, zoude ik wenschen, dat
Zeeland nooit uit zijn isolement verlost was.
Ik ben onwillekeurig wat eenzijdig geworden, door
al te veel aandacht te schenken aan den buitenlander
toerist, Laat mij die fout herstellen, 't Spreekt van
zelf, dat alle vreemdelingenbezoek, 't welk Zeeland
voerdeel schenkt, welkom is en recht heeft op gelijke
waardeering uwerzijds. Maar ook op uw medewerking.
Maakt het ook den Nederlander-toerist aangenaam.
Tracht het mooie in uw onmiddellijke omgeving te
ontdekken en wijs het den bezoeker aan. Weest hem
ten gids of, zoo gij 't zelf niet kunt zijn, bezorgt hem
een helper, 't Zij uw hoogste eerzucht, dienstvaardig
te worden geheeten.
Zal het goed zijn, dan moet de vreemde bezoeker
ons gewest niet anders kunnen verlaten dan verrijkt
met de wetenschap, dat Zeeland is een vruchtbaar en
schoon stuk Nederland, bewoond door een gezonde
en nijvere bevolking, die achting afdwingt door waar
achtige beschaving; een bevolking, die zich, bij een
verstandelijke aanpassing aan al, wat nieuw is, de
waarde van zijn karakteristiek bezit, zijn taal en zijn
kleedijk, niet alleen bewust is, maar dat eigendomme-
lijke bezit ook in eere houdt.
Daardoor zal kunnen bereikt worden, dat zich hier
en daar vreemdelingen tijdelijk of blijvend in Zeeland
komen vestigen; een verschijnsel, dat iedereen zal
toejuichen.
Iedereen? Laat ons eerlijk zijn! Neen, niet ieder
een! Er zijn in ons goede Zeeland ook menschen, die
verlangen dat men onzen landelijken vrede, onze pro
vinciale rust onberoerd late. 't Zijn er gelukkig maar
enkelen en hun invloed moge zich soms in gemeente
raadsbesluiten manifesteeren, waarbij het vreemde
lingenverkeer door hinderlijke bepalingen wordt be
moeilijkt, die invloed is slechts plaatselijk en, evenals
de mensch, eindig.