De natuurschatten van Schouwen.
ONS ZEELAND
7
der dat wij ze kennen; eerst dan alleen kunnen we
ze bestrijden. Maar we moeten o zoo voorzichtig te
werk gaan. We moeten diep voelen, dat elke ziel haar
eigen heiligdom heeft, en dat we daar alleen binnen
kunnen komen, als we bereid zijn, om te verstaan, wat
we nog niet kennen.
Juist, omdat ook wij onze menschelijke zwakheden
hebben, zal de taak ons dubbel zwaar vallen, en heel
wat moeite en opoffering kosten. Maar ondanks alles,
moeten we met liefde trachten het beste te bereiken.
L. B. M.
De „goede oude tijd", dat iedere huisvrouw voor
alle gezinsleden de kousen zelf breide en, wanneer de
voet versleten was, die nieuw aanbreide, die tijd is
lang voorbij. Nu kunnen bovendien de meeste dames
die dikke zelf gebreide wol niet „aan de voeten ver
dragen", 't moet alles erg dun zijn, liefst nog zijde of
katoen. Maar juist in die dunne geweven stof vallen
al heel spoedig gaten, dikwijls te groot om nog netjes
te kunnen stoppen. En omdat telkens nieuwe koopen
veel te kostbaar wordt, beginnen we dan al met
lapjes te werken, stukjes in te zetten enz. Maar als
er zoo eenige aangebracht zijn, dan gaat dat op de
naden toch pijn doen en het wordt ook een vrij slor
dig geheel. We kunnen dan veel beter een nieuwe voet
aan zetten uit het onversleten been van een paar
andere kousen. We vouwen eerst de kous op, op de
manier zooals ze is, wanneer we ze koopen, dan kun
nen we de versleten voet afknippen, le langs de bo
venkant van de hiel, 2e daarna ongeveer evenwijdig
met de middenlijn van de voetzool tot op ongeveer 1/r,
van de geheele voetlengte, 3e recht naar boven, zoo
dat de teen mee af is. Het afgeknipte deel wordt nu
als patroon gebruikt voor den nieuwen voet. Daartoe
knippen we de hielnaad er van open en verlengen
we de 2e kniplijn (zie boven) in de richting van den
teentop tot ongeveer 1V2 c.M. overblijft, zoodat het
nu geheel plat kan worden uitgelegd. We moeten er
wel om denken, flinke naden aan te knippen.
We naaien nu de hielnaad van den nieuwen voet
dicht, vervolgens de boventeennaad en daarna wordt
hij in zijn geheel aan het overgebleven kousgedeelte
gezet. De naden vouwen we alle open, en werken
ze naar weerskanten met een flanelsteek vast en af.
We hebben nu een keurig verstelde kous, zonder naden
onder den voet.
Wat onze kinderen betreft, voor hen vind ik nog
steeds eigen gebreide schoolkousen het meest practisch,
de meisjes 's winters lange wollen kousen en 's zomers
korte kousen van sterke katoen, de jongens de nooit
volprezen sportkousen.
Zijden kousen wasschen we in Lux of in ammoniak-
zeep, of liever we wasschen niet, we laten ze er in
trekken, nooit wrijven of wringen, we drukken ze zacht
uit, en leggen ze tusschen doeken te drogen. Als ze
bijna droog zijn, strijken we ze aan den verkeerden
kant op.
HUISMOEDER.
Na al, wat in de laatste jaren in allerlei tijdschrif
ten en weekbladen over allerlei vogels is geschreven,
met de fraaiste trofeeën onzer vogelfotografen in beeld
daarnaast, ben ik huiverig, ook hier weer de aandacht
voor onze gevederde vrienden te vragen. Evenwel,
waar dit blad zich ten doel stelt, naast de bevordering
van Zeelands belangen, maatschappelijke en economi
sche, ook recht te doen wedervaren aan landschaps-
en stedeschoon van ons Zeeuwsche, mooie land, daar
mag m.i. een korte verwijzing naar zijn wonderen
vogelschat, die gedurende de zomermaanden, den zelf
kant van Schouwen tot een natuurmonument van den
eersten rang maakt, niet ontbreken-
Kleine Zeemeeuw of Stormmeeuw. (Foto J. Vijverberg.)
Dit natuurmonument vormen de inlagen aan Schou-
wens zuidkust, ondiepe waterplassen met eilandjes,
Rillen" genoemd, er in, welke in het broedseizoen
bevolkt zijn door duizenden zeevogels, meeuwen en
sterns.
Ook het duingebied herbergt zijn eigen, karakteris
tieke broedvogels, in rijker verscheidenheid dan de
inlagen, doch dit gebied is zóó uitgestrekt, dat men
van vogelgemeenschappen, of het moest in beperk
ten stijl, van de zilvermeeuwen zijn, niet spre
ken kan.
Dan mag ook het lage weidegebied tusschen Kerk-
werve en Serooskerke nog als vogeloord genoemd wor
den, vooral de onmiddellijke omgeving van de eenden
kooi bij Ellemeet.
De vogelrijkdom op de hillen in de inlagen is onge
ëvenaard; de grond ziet wit van de broedende vogels,