ONS ZEELAND
A. J.
Een slachtoffer.
Het zou dwaas zijn terug te wenschen, wat niet
Weekrubriek
Een Jubileum.
3
worden tusschen werkgever en werknemer." In dit
opzicht ben ik het volkomen eens met Prof. Gunning,
die zoo nadrukkelijk mogelijk zegt, dat het instituut
nimmer mag zijn een instituut voor arbeidsbemidde
ling. Wanneer een autoriteit op uw gebied, zooals Prof.
Gunning er een is, zooiets met bijzonderen klemtoon
zegt, is dat geen los gezegde, maar een ernstige waar
schuwing. En terecht, want een bureau voor beroeps
keuze wordt in 't leven geroepen alleen in 't belang
der rijpere jeugd, opdat deze beroepsvreugde en levens
geluk deelachtig worden zou en niet om als inter
mediair te dienen tusschen werkgever en werknemer.
Het moet zijn en blijven: een instituut van paedagogi-
sche strekking.
Dat u zich tot verschuiving der beroepskeuze tot
plm. het 17e levensjaar uitspreekt, verplicht mij tot
dank. Inderdaad! Dat is het ideaal. Dat u in deze
niet-ideale wereld nochtans niet stilzit, moet iedereen
waardeeren; alleen, vergeet uw ideaal niet; want dat
is beter, dan wat u nu noodgedrongen doen moet.
Ik wil eindigen met een vraag te stellen een vraag
zonder angeltje.
Heeft de oude manier, om de beroepskeuze voor
kinderen beneden den door u als ideaal genoemden
leeftijd, aan ouders en onderwijzers over te laten,
inderdaad zóó fiasco gemaakt, dat een bureau voor
beroepskeuze voor die kinderen noodzakelijk is?
Inmiddels hoogachtend.
Het moderne verkeer met zijn blazende, toeterende,
blaffende, gillende, jachtende, auto's en tufs, welk een
contrast vormt het toch met het schouwspel dat voor
nog maar luttel jaren onze straten en wegen ver
toonden
Toen net-geverfde wagentjes in matigen gang zich
bewegende en paardendraf in wisselend rhythme, klin
kend door de landelijke stilte buiten of de deftige
rust onzer straten.
De eenige teekenen, welke als zoovele voorboden
waren te beschouwen van een komende wisseling, wa
ren de snellere fietsen met den blaffenden signaal
hoorn en de rinkelende bel.
Komt het wellicht hiervan, dat wij ouder worden,
wanneer we met een zekeren weemoed terugdenken
aan dien zooveel rustiger tijd? Misschien wel; maar
er is toch nog een andere oorzaak dan het conser
vatisme van den ouderdom, welke een zekeren wee
moed in ons wakker roept.
We hebben wat verloren en dat keert nooit weer.
Hoe eigendommelijk waren straten en wegen gestof
feerd! En dat is weg! Het moderne verkeer heeft
aan de stad en aan onze landwegen veel schilder
achtigs ontnomen.
meer past in onzen, naar snelheid hunkerenden tijd.
Het leven zou er zich tegen verzetten. De bakens
zijn verzet, omdat het getij verliep.
De rijtuigverhuurder werd garagehouder en stelde
een autobusdienst in.
En met het groote aanpassingsvermogen, dat den
mensch kenmerkt, heeft iedereen zich niet alleen ge
schikt naar de omstandigheden, maar gebruikt elkeen
met een zeker welbehagen de nieuwe middelen van
vervoer, verheugend zich in stilte om het meerder ge
mak en de grootere snelheid, waarmee men zich ver
plaatst.
Een heel enkele moge zich nog met een gevoel
van onzekerheid in de autobus wagen, dat gevoel is
ïeeds bij de massa afgestompt. Ondanks de nog altijd
te vaak voorkomende ongelukken, stapt men er met
een gerustheid in, welke aan ons bedachtzaam volks
karakter vreemd is.
Van de vermeerdering van het aantal ongelukken
tengevolge van onvoorzichtigheid, ruwheid en branie
van de zijde der chauffeurs, van weigerende remmen,
springende banden en onbewaakte overwegen zullen
we nu maar zwijgen. Er zullen dientengevolge wel
steeds slachtoffers blijven vallen; 't is om zoo te zeg
gen onvermijdelijk.
Maar er is één slachtoffer, dat niet had behoeven
te vallen, 't Is de Jan-plezier.
Dat groote, logge, schommelende, ietwat vervelooze,
wiakkende voertuig, voor velen onzer de belichaming
van gezelligen kout, van rustig genot, van lach en
zang in de vrije natuur, het middel om „pot te ver
smeren", waar is het gebleven? Hier en daar in een
vergeten hoek eener stalling!
Misschien doet hij nog eens dienst, als de school
kinderen uit rijden gaan. Hoe lang nog?
't Is waar, het ding was ouderwetsch. De paarden
liepen niet al te hard. Maar hinderde dat wel iemand?
Men had immers den tijd! Op-hol-slaan behoefde
men niet te vreezen en wat zat men niet lekker en
luchtig achter den, op zijn hoogen bok hangenden,
koetsier!
Nu gaat men per touring-car langs, gedeeltelijk van
houtgewas beroofde, wegen en geniet de heerlijkheid
ervan in spoortreinvaart. Jammer, ijselijk jam
mer! Ik houd het met de Jan-plezier, die van onze
wegen verdwijnt. Helaas! 't Was niet noodig, dat
Jan-plezier aan de snelheidsmanie werd geofferd. Weg
is dat stukje poëzie! Zeeland is weer wat armer ge
worden!
Dinsdag 1 Juni vierde de heer D. A. P. de Zeeuw,
Redacteur der Vlissingsche Courant, als zoodanig zijn
zilveren feest. In den morgen met zijne familie in