Handel en Industrie
Een Zeeuwsche Industrie.
10
ONS ZEELAND
oud, en ik zien dan, hoe of de roeëje zon ieël de lucht
en ieël 't waoter en ieël 't land in vier en vlam zet,
dan zijn ik stil en ik zeg gieë woord en ik vin, dat 't
ne schoeëne zomer is.
En as ik in 't najaor nao de losplaats van den tram
gaon kijken en ik zie daor de volle voeren bieëten aon
kommen daoveren, mee de sterke knechten der op
en de machtige pjèrden der voor en ik zien daor die
ceëpen bieëten, oeëg as een uis, en grijs as een ouwe
kerk, dan gaon ik mee den ieënen boer of den anderen
een pint drinken, en wij praoten over 't weer en
over de bieëten, en wij vinnen, dat 't een goed achter-
jaor is.
En as ik in de winter, mee mijnen dikke vest aon,
naor de Veugel gaon, en ik zien daor de jeugd op
de schetsen staon en rajen en rossen en zingen en
leut maoken, en praoten en vrajen, dan staon ik stil
te kijken en ik dank onze Lieven Ieër, dat ij voor
't land van Ulst zoeë e schoeëne ijsbaon getimmerd èt.
Awel, beminde lezeressen, en geachte lezers en
braove toehoorders, ik zijn oud, en bijnao versleten,
en 't zal vast nie lank mieër duren da' se mij nao
mijn leste pleksken zullen draogen.
Maor toch zijn ik kontent mee mijn leven, mieër
as kontent, ge zijt er van overtuigd, as ge 't aondachtig
gelezen, en aondachtig geluisterd èt.
En as ik er nou aon dink, dat ik er korstnadien niet
mieër zijn zal, dan zijn ik gerust mee 't gedacht, dad
ik zal rusten in de grond, daor eens mijn wieg op
stond, in de schoeëne grond van 't schoeëne land
van Ulst.
De 14de Mai 1926.
Waor blijft den tijd: 't is al vijfentsestig jaor
gelejen.
De vreemdeling, die in Zeeuwsch-Vlaanderen de
dorpjes St. Jansteen en Clinge, vlak aan de Belgische
grenzen gelegen, bezoekt, zal daar verschillende hui
zen bemerken, waarnaast groote partijen boomen lig
gen opgestapeld, en zich afvragen waarvoor deze moe
ten dienen.
Neemt hij de moeite om die woningen meer van
nabij te bekijken, dan zal hij ook spoedig bespeuren,
dat daaraan een werkplaats, al is deze soms heel pri
mitief, verbonden is, waar een bedrijf wordt uitge
oefend en wel de klompenmakerij.
Deze tak van nijverheid verschaft in genoemde
plaatsen aan vele gezinnen een bestaan, en ofschoon
het klompenmakersvak de laatste jaren niet meer zoo
loonend is, wegens de concurrentie van België door
den lagen frankenkoers, de nijvere bevolking blijft ge
trouw aan zijn handwerk in de hoop op betere tijden.
Velen die de klompen kennen of dragen weten mo
gelijk niet hoeveel handenarbeid zulk een eenvoudige
voetbekleeding vereischt en om hiervan eenig idee te
geven, laten wij hieronder in korte trekken het ont
staan van den klomp volgen.
De boomen, die bij de huizen opgestapeld liggen,
worden eerst in stukken gezaagd van plm. 35 tot 45
c.M. lengte en daarna in drie of vier deelen gehakt
waardoor men blokken hout verkrijgt die naar de werk
plaats (gewoonlijk een klein houten schuurtje, slechts
spaarzaam verlicht) verhuizen.
Aangezien het hout voor de klompenmakerij den
laatsten tijd vaak uit Noord-Frankrijk afkomstig is,
komt het menigmaal voor, dat daarin kogels en gra
naatscherven worden aangetroffen, een herinnering aan
den wereldoorlog.
In die werkplaats worden de houtblokken met een
hakmes zoodanig bewerkt, dat men een ruw model van
klomp krijgt, waarna die blok op de werkbank stevig
wordt vastgezet en met beitel en hamer het uithakken
kan beginnen. Heeft men een voldoende opening, dan
begint het boren, wat gebeurt met vlijmscherp geslepen,
aan beide kanten snijdende messen met eenigszins om
gebogen punt, bevestigd aan langen steel, totdat de
klomp voldoende uitholling en pasvorm voor den voet
verkregen heeft. Nu volgt de verdere afwerking en
wel, door den buitenkant zoodanig met een snijmes 4e
bewerken, dat de klomp het model krijgt, waaronder
iedereen hem kent.
Evenwel is deze nog niet voor gebruik gereed, de
fijne afwerking, het schrappen met stukjes glas om
alle oneffenheden te verwijderen, is het werk van het
vrouwelijk personeel, dat, waar noodig en gewenscht,
ook de noodige versiering aanbrengt. Daarna worden
de klompen paar aan paar samen gevoegd om in rek
ken in de buitenlucht of in een luchtig houten huisje
te worden gedroogd. Zijn de klompen eenmaal droog,
dan gebeurt het nog maar al te vaak, dat deze op den
zolder moeten worden opgeborgen, totdat de koopman
komt om groote of kleinere partijen op te koopen,
welke langs dezen weg het klompendragend publiek
bereiken.
G. M. J. MEREX.
Aan bovenstaande mededeelingen, ons van vriende
lijke zijde toegezonden, voegen wij nog het volgen
de toe.
Ook op Zuid-Beveland, te Heinkenszand n.l., wordt
het bovengeschetste bedrijf door een twaalftal nijve-
ren beoefend.
Het daar bewerkte hout is dat van den populier. In
vroegeren tijd werden er ook van wilgenhout klompen
gefabriceerd, een grondstof, welke van degelijker ge
halte is, maar welke aanschaffing tegenwoordig met
eenige moeilijkheid gepaard schijnt te gaan. Zooveel
Vervolg op bladz. 12