Zeeuwsch schoon Een bezoek aan Schouwen en Duiveland door J. H. III. 6 ONS ZEELAND „Verkeersagenten", hoor ik U al zeggen. Nu agenten zijn hier wel, een heel corps, tiptop uitgerust met Duitsche platte petten en een leerling-inspecteur en een commissaris aan het hoofd. De verkeersregeling laten zij echter over aan de kalme Zeeuwen. Zij wan delen liever langs 's Heeren wegen om de orde te be waren en met arendsoog te spieden naar overtredingen van de gestelde wetten. Het schijnt, dat ze maar een matig succes oogsten, want het Rijk heeft goedgevon den, wegens te weinig klandizie de sedert 200 jaar hier gevestigde rechtbank op te heffen en bij gebrek aan logé's de gevangenis (Het Steen) hier te sluiten, We tuffen de vele oude gevels nog eens langs en noteeren nog enkele, die in onze herinnering zijn blij ven hangen; n.l. Stadhuis, Tempeliershuis en Gevan genis. De Gids van Zierikzee vermeldt er nog veel meer, doch wij achten het niet op onzen weg te liggen om daarvan een volledige opsomming te geven. Een nieuwe gevel in den ouden trant mooi geslaagd en prachtig passend bij de omgeving is die van de Natio nale Bankvereeniging. Op den Zeedijk gekomen, zijn we stil van bewon dering. Links de zoogenaamde inlagen, (inlagen zijn laag gelegen stukken land, voor het grootste deel onder water en voor het overige met gras begroeid) rechts het eindelooze vlakke land met zijn vele dorpen en achter ons de stad Zierikzee, wier silhouet we in het begin reeds beschreven hebben. Hoe verder we den Zeedijk oprijden, hoe rumoeriger het om ons heen wordt. Bij de derde inlaag zijn de broedende meeuwen het talrijkst en maken hier een oorverdoovend ge schreeuw. Bij honderdtallen vliegen ze op, beschrijven eenige cirkels hoog in de lucht en dalen weder op hunne nesten. Het is in den broedtijd. Door den kijker zien we, dat de meeuwen aan hunne nesten geen hooge eischen stellen. Een kuiltje in den grond, wat stroo tjes en wat takjes en het nest is gereed, waarin die prachtige snelle vogels hun jongen uitbroeden en groot brengen. De meeuwen worden gerekend tot de nuttige vogels, want behalve kleine vischjes eten ze ook vele slakken en wormen. Als de landman het land ploegt, wordt hij geregeld gevolgd door 40 a 50 tal meeuwen, die gretig de omhooggewoelde wormen, slakken enz., oppikken. Niet alleen meeuwen, doch ook kieviten, aalscholvers, bergeenden, reigers en vele andere vogels hebben het westen van Schouwen tot broedplaats uit verkoren. Wanneer het stoomgemaal „Schouwen" in 't zicht komt, liggen de inlagen achter ons en rijden we op den werkelijken Zeedijk. De Ooster-Schelde is hier zoo breed, dat men bij helder weder ternauwernood iets van een oever aan de overzijde bespeurt. Goede oogen kunnen de torens van Middelburg en Veere zien. Onder eindeloos gezang en gefluit der vogels komen we te Westerschouwen aan, een klein dorpje aan den voet der duinen gelegen. Een gemakkelijke trap ten gerieve van de bezoekers voert naar den top van het duin. Wat onvergetelijk panorama ontrolt zich hier voor onze ocgen. De foto's, gewone en steréoscopische kun nen slechts een heel flauw denkbeeld geven van het wondermooie landschap ter eenre en van de uitge strekte zee ter andere zijde. Het is geen wonder, dat hier vele stedelingen een landhuisje hebben laten zet ten om de zomermaanden door te brengen. Van hier naar Burgh, met haar pas herbouwde kerk, waaraan de laatste hand gelegd wordt, is een tocht langs weiden afgewisseld met bollenvelden en in het volgende seizoen, langs weiden afgewisseld door bloeiende Oostindische kers-velden. Dan zijn hier groote uitgestrektheden bedekt als door een dikke deken van deze veelkleurige, vriendelijke bloemen. Behalve door de kerk onderscheidt Burgh zich ook door vruchtboomen midden in het dorp aan den open baren weg. Een paar minuten verder en we zijn in Haamstede. Het Haamstede, waarvan ons op school zooveel be langrijks verteld is. In Haamstede en in Zierikzee is in de oudheid heel wat gevochten. Het groote slot getuigt er nog van. Daar achter voert de weg naar den vuurtoren of eigenlijk naar twee vuurtorens. Den grooten, die zijn licht hooger stelt dan de kleine (de verklikker) gaan we bezoeken. De lantaarn is zoo groet, dat een niet al te groot volwassen mensch er rechtop in staan kan. Wij allen hebben dit gedaan en een rondje in de altijd draaiende lantaarn meege draaid. Onzen naam moesten we stellen in het vreem- delingenboek. Dit was al grootendeels gevuld met na men van diverse nationaliteiten. Aan de verbazend groote hoeveelheid vogels zijn we geleidelijk gaan wennen, maar nu in de duinen komen daarbij de konijnen het toch al mooie landschap nog meer verfraaien. Bovendien wedijvert hier het plan tenleven met het vogelleven om den voorrang. Niet langs den met mooi struikgewas aan beide zijden begroeiden Hcogen Zoom, maar langs het strand gaan we naar Renesce. Te voet natuurlijk, want auto's kunnen bezwaarlijk over de staketsels heen, die men hier en daar ontmoet. Frappeerden de duinen van Westerschouwen tot ver voorbij Haamstede ons door hun groote breedte, meer (dan een uur gaans) nu is de beurt aan het strand om onze bewondering op te wek ken. Zoo breed en bijna zonder palen en zeeweringen troffen wij het nog nergens aan. Uren aan een kan men over dezen, als asphalt gladden weg voortloopen. Wij hebben genoten van dezen tocht en kwamen heer lijk vermoeid te Renesse aan. Het wemelt hier van dagjesmenschen en vele kinderen graven kuilen en

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 6