4
ONS ZEELAND
komen van een klein stadje. Oosterland, hier heel
dichtbij, is ruimer gebouwd dan Nieuwerkerk en heeft
als atractie een kerk met een marmeren graftombe en
een eendenkooi. Eendenkooien zijn er ook op Schou
wen. We hadden ze echter wegens hun weerzinwek
kend karakter met stilzwijgen willen voorbij gaan, als
we niet door het genot van fijne eendenbout aan hun
bestaan werden herinnerd. Zoo inconsequent zijn wij
menschen. We vinden de eendenkooi een wreede
uitvinding, maar genieten in hooge mate van haar
resultaten.
Villa's bij Parklust te Zierikzee.
Hoe een eendenkooi er uit ziet? Wel, heel een
voudig als een groote val. Denk U een breede sloot
met tamme eenden en rijkelijk voer, die te zamen de
wilde eenden moeten verleiden om hier neer te strij
ken en in dit luilekkerland zich te goed te doen. Zijn
er naar het oordeel van den kooiman genoeg eenden
neergestreken, dan laat hij de netten over de sloot
zich snel sluiten en de gasten zijn gevangen. Een voor
een worden ze er nu uitgehaald, den hals omgedraaid
en op een hoop gegooid. Deze executie is voor men
schen, die dit voor de eerste maal zien, een ellendig
gezicht. Maar, zooals ik reeds zeide, de boutjes zijn
niet te versmaden.
Sirjansland ligt zoo verstopt in het binnenland van
Duiveland, dat men het zonder wegwijzer nooit zou
kunnen vinden. Dit heeft ook een bijzonderheid: de
mestput ligt namelijk midden in het dorp. De rijksge
zondheidscommissie zal dit binnen niet al te langen
tijd, tot het verleden doen behooren.
Van hier naar Bruinisse is maar een snap je. Een
heel breede straat met aan beide zijden zeer nette
huizen loopt midden door het dorp. Van de kerk
weten we niet veel bijzonders, maar van de haven
des te meer. Hier liggen honderden visschersvaartui-
gen, die het bij stormen zooals in 1911 wel eens duch
tig te verantwoorden hebben. Het zijn maar kleine
schepen in den vorm van halve okkernoten. Zij kun
nen echter, mits in volle zee, den meest woesten storm
trotseeren. Een andere merkwaardigheid van Brui
nisse is de oesterkweekerij. Hiertoe worden aan de
kust putten gebouwd, waarin de oesters gekweekt
worden. De putten kunnen bij eb geheel leeg loopen
en bij vloed komen ze diep onder het versche zee
water.
Karakteristiek voor Bruinisse is een hier onlangs ge
nomen raadsbesluit, omtrent de aansluiting bij de in
uitzicht gestelde waterleiding. Een deel der ingezete
nen was niet met dit besluit tevreden, verzamelde op
een lijst handteekeningen van gelijkgezinden en ver
zocht den raad zijn besluit te niet te doen. Gewillig
voldeed de raad aan dit verzoek, vernietigde het ge
maakte besluit en nam een ander aan, waarbij de ver
plichting niet persoonlijk drukt, maar op de gemeen
te enbloc.
De haven van Zijpe dient in hoofdzaak als los- en
laadplaats voor de Rotterdamsche Tram. Het onver
mijdelijke overladen van trammen in booten en om
gekeerd geeft hier een aangename bewegelijkheid. Het
toppunt van drukte wordt bereikt in de suikerbieten
campagne. Geweldig zijn dan de te vervoeren hoeveel
heden bieten (hier peeën genaamd). Oorspronkelijk
was de haven van Bruinisse als station van de tram
aangewezen, maar om ondoorgrondelijke redenen heeft
Br. toen voor de eer bedankt en moeten de inwoners,
om in de tram te komen, er altijd een kwartiertje
wandelen voor over hebben.
Een landweg in en we naderen Vianen. Ook hier
weder een haven. Havens heeft Schouwen-Duiveland
bij dozijnen lijkt het wel. Vianen is slechts een ge
hucht, geen kerk en geen raadhuis, maar een aller
aardigst haventje en een schitterend vergezicht over
de Schelde. Weder landwaarts in trekken we op
Ouwerkerk aan. Een kleine toren met een enormen
voet, in het geheel niet naar verhouding tot het kleine
torentje, staat midden in het dorp. Het dorp zelf
maakt een somberen indruk, maar des te vrolijker ko
men de nieuwe huizen, die buiten het dorp staan, uit.
Nu staan ons twee wegen open om weder naar stad
te komen. Links langs den zeedijk of rechts den pol
der Gouwe-veer door. Op goed geluk kiezen we den
zeedijk en als we daar langs ,,Het Stelletje komen,
kunnen we de verzoeking niet weerstaan om een bad
te nemen in het kristalheldere Schelde-water. We
zouden het bestuur van dit „Stelletje" willen toe
roepen: „Moderniseer het niet, maar houdt het zoo
primitief; het oorspronkelijke werkt zoo weldadig op
zijn bezoekers."
Ons punt van uitgang, Zierikzee, hebben we wêer
bereikt en we maken op de Oude haven een aller
aardigste vertooning mede „de beproeving van de
brandweer."
Een groote troep joelende kinderen zingt eindeloos:
„Hij durreft niet", en blijkt daardoor den pijpleider
te tarten, hen nat te spuiten. Een aartsvaderlijke hand-