6
ONS ZEELAND
Zijn broek van zwaar pilow „staat" als het ware;
over zijn hemd of boezeroen, wordt „het buis" ge
dragen, evereens van pilow of zwaar laken, waarover
hij weer draagt de rok (jas) van laken, fries of castor,
(sterke spullen), in overeenstemming met het stoere
geslacht, uitgebeeld in het vaandel, hetwelk we in de
oudheidskamer te Veere aanschouwden, met dit op
schrift
1572, 1922,
door strijd. door arbeid.
„De watergeus nam mes en bijl,
De Spanjaard werd verplet;
De polderwerker neemt zijn spa
En stelt de zee de wet".
Want aan de golven heeft de Zeeuw zijn land ont
woekerd, zoo karakteristiek uitgedrukt in zijn wapen:
de zwemmende, klauwende leeuw te midden der ba
ren, met het opschrift „Luctor et emergo" (ik worstel,
en ontzwem).
En tegenover het hoofd van 't gezin troont de boerin
met de dochters vrijwel in 't zelfde schilderachtige
costuum.
Hoe echt leuk flatteerend fladdert over de onder
muts de keurig-helder gesteven bovenmuts uit, met ter
zh de gouden krullen" in kurketrekkervorm, waaraan
op Zondag nog de „strikken" bengelen: gouden ver
sierselen in den vorm van het klaverblad.
Hoe frisch blinken om den blanken hals die vier of
vijf strengen van bloedkaralen, vastgehouden door het
groote gouden „slot".
Om de borst sluit de zoogenaamde „beuk", van ge
ruite, of in feestkleedij van gebloemde of kleurige
stof, waarover „de doek" en „het jakje", uit welks
korte mouwen de gevulde armen prijken.
En met een tooi van zwarte rokken en de geruite
schort wiegt als het ware de Zeeuwsche schoons op
platte, moderne schoentjes door de eenvoudige woning.
Weet ge wat eigenaardig is? Bijna ieder dorp heeft
een ietwat verschillende kleedij, zoodat de ingewijde
u aanstonds zal vertellen, of 't meiske komt uit Kou
dekerks of Souburg, dan wel behoort tot de West-
kappelsche schoonen. Zoo „kleurt" er de vrouw mooier
dan de man. Toch draagt ook deze zijn versierselen:
de bewerkte gouden knoopen in 't kraagje van zijn
boezeroen even boven den halsdoek uitkijkend en de
vier groote zilveren broek- en klapstukken. Eenvoud
in leven en wandel is 't kenmerk van de familie.
„Joa, joa, meheer," vertelt gemoedelijk de stevige
boerin, ,,'t is al tied mar waarken."
Een keer in de week, op Donderdag, dan is 't
„bakdag". Dan nemen we 't meel van eigen terve,
wat deur den molenaer is gemaelen en gezift en
dan mot m'n dochter Marie kneeën, mit karnemelk.
Joa, joa, d'er is waark an! 't Eten rolt mar zóó
niet in den mond.
En dan maken we de brooden, die om acht uur in den
oven gaan. Kiek, ier is de bakoven. En ieder brood
weegt door mekaar twee kilo. Zoo bak ik voor de
heele week genoeg: zeven of acht brooden gelijk. En
dan zeuvenden dag is 't nóg „vaarsch".
„Moet meheer d'ereis proeven? Of lust je een
„spakje"? Dat binne zooveul als de „babbelaers", die
benne ook lakker."
En ze haalde het trommeltje, vol van die zoet-zure
balletjes of „spekken" voor den dag.
„Moak ik ook zelf," liet ze ons triomfantelijk snoe
pen, „suuker, erzien, wat zout en een lekker brokje
beuter en dan maar koken."
Dan moesten we de woning zien; het heele bedrijf;
bij sommige boeren heel uitgestrekt met al die bijge
bouwen al was 't dan bij baas Stroo eenvoudiger.
Maar onder Middelburg hebben we rondgedwaald in 't
groote bedrijf.
Dan kwamen we eerst in de zoogenaamde „voor-
vloer" het vertrek, waar zoowat alle deuren of uit
komen. Daarop volgt de woonkamer, welke weer
grenst aan de „mooie kamer", fn beide troffen we
tusschen de bedsteden een gedeelte van den houten
wand van glas. 't Bleek de „spinde" een soort
„pronkkast" te zijn. En in de mooie kamer stond daar
het antiek koperwerk te pronk: de koperen doofpot en
theeketel.
Maar iets heel bijzonders in de „mooie kamer" van
de hoeve „Zandvoort", dateerende uit het jaar 1654,
was wel die groote „glazen kast", welke alleen be
vatte alle felicitatie-kaarten en uitslaande prenten en
platen, welke aan den boer en de boerin bij hun huwe
lijk waren aangeboden.
Godsdienstige spreuken sierden den wand en
beven de deur tusschen de beide kamers prijkte een
fraai portret in lijst van wijlen Dr. Kuyper. Terzij van
den voorvloer kwam men nog in de „opkamer"
Boerderij.