Kinderrubriek
De Vlieger.
10
ONS ZEELAND
in den smaak van het publiek viel, later werd gemo
derniseerd etc. etc. Kortom, er werd steeds het beste
van het beste geboden en thans is de „Alhambra
Bioscoop" een modern etablissement voor Vlissingen,
dat zeer in trek is.
In 1918 werd het Hotel „Zeeland" aangekocht, ge
legen bij het Station der Staatsspoorwegen en bij de
Havens, hetwelk thans staat onder leiding van den
heer H. J. Smits, en welk Hotel zich ook in een goede
clientèle mag verheugen, dank zij het energieke be
stuur van genoemden heer.
Eveneens werd door den heer Smits het witte pa
leisje aangekocht, gelegen aan den Boulevard, n.l. het
Hotel „Noordzee-Boulevard", waarvan de leiding in
handen is bij den heer A. W. Smits Jr. Ook dit Hotel
verheugt zich in een groote clientèle en werd door
genoemden heer op een hoog, modern peil gebracht.
De eigen garages, electriciteits-afdeelingen, Bioscoop
en Hotels, ja, zelfs motorbooten, worden ten gerieve
van de gasten en met bekwaam, geschoold personeel
geëxploiteerd en kan men vragen wat men wil, overal
wordt prompt voor gezorgd.
Helaas, op 10 Januari 1925 trof dit bedrijf een
zwaren slag, n.l. het overlijden van den heer A. W.
Smits Sr., den energieken leider en eigenaar van dit
alles, welke steeds zoo trouw met alle kracht en
macht door zijne echtgenoote, Mevrouw de Wed. A.
W. Smitsde Kat, was bijgestaan met raad en daad.
Onnoodig te melden, dat het overlijden van den
heer Smits wijd en zijd spoedig bekend was, zoodat
zoowel vooraanstaande Nederlandsche, alsook Engel-
sche bladen, hieraan een artikeltje hebben gewijd.
Sindsdien heeft Mevrouw de Wed. A. W. Smits
de Kat de volle leiding moeten overnemen, trouw bij
gestaan door hare 4 zoons. De heer J. M. Smits kwam
uit zijn laatste positie, als Adj.-Directeur van het Grand
Hctel „Central" te 's Gravenhage, alhier, om zijn moe
der te helpen daar waar het noodig was.
Vele groote gezelschappen, zoowel Engelsche als
Nederlandsche, nemen hun intrek bij bovengenoemde
firma en worden tot hunne volle tevredenheid onder
gebracht.
Diegenen, die eens te Vlissingen willen vertoeven,
kunnen en zullen met onze leuze accoord gaan, dat
genoemde firma biedt „Elck wat wills".
Beppie Verduin was met haar Moeder in Domburg
gelogeerd. Een heele maand zou ze er blijven en eiken
Zaterdag zou haar Vader van uit de stad, waar zij
eigenlijk woonde, ook naar Domburg komen, 's Maan
dags moest hij weer op zijn kantoor zijn. Jammer vond
Beppie, want Vader kon nóg meer prettige spelletjes
bedenken dan Moeder en zij samen, In de straat, waar
zij eiken dag doorging als zij naar het strand wandelde,
was een winkel, waar je van alles kon koopen, al het
speelgoed, dat je maar even bedenken kon. Daar had
Bep 'n prachtigen vlieger gezien, zoo'n groote vierkante
van latjes en blauw en geel doek er omheen: 't leek
net een huisje, zij had hem telkens weer bewonderd
en. nu had Moeder hem heusch voor haar gekocht.
Zij was „den koning te rijk er mee"! Maar, nu was 't
Donderdag. Vader kwam pas over twee dagen en
Moeder wilde, dat ze wachten zou met den vlieger op
te laten, tot Vader kon helpen.
„Kindje, er is veel te veel wind, jij zult het touw
niet vast kunnen houden!"
Maar Beppie was een beetje eigenwijs en wist heel
zeker, dat zij dat best kon,
„Nu, je moet 't dan zelf maar weten, als de vlieger
wegwaait, krijg je geen nieuwe hoor!"
Beppie luisterde al niet meer. Twee andere meisjes,
die ze aan het strand had leeren kennen, hadden haar
beloofd, te helpen oplaten en ze „vloog" er nu heen.
En werkelijk: al heel gauw stond de vlieger hoog aan
de lucht, 't Was een prachtig gezicht, ze straalde van
plezier. Maar... o, wat trok die wind... o... och...
daar kon zij dan het touw niet meer houden. Daar ging
de mooie vlieger, al maar verder en verderal maar
kleiner en kleiner werd hijnu zag ze maar een
heel klein stipje meer. en eindelijk heelemaal niets.
Ze snikte het uit: „Mijn mooie, mooie vlieger. nu is
hij heelemaal weg. O Moeder, hij is weg". En toen
ze met haar betraande oogjes moeder aankeek, bedacht
ze opeens, dat moeder haar gewaarschuwd had en toen
vond ze het nog veel en veel akeliger. Had ze nu maar
geluisterd. Ze wist dat Moeder altijd woord hield en
dat ze dus geen nieuwe zou krijgen. Heel dien langen
dag zat ze maar stilletjes tegen Moeder's strandstoel
geleund, zoo maar met de vingertjes wat figuurtjes in
het zand te teekenen en dan weer keek ze lang voor
zich uit, heel in de verte, alsof ze nog hoopte, dat het
verlorene terug zou komen.
Vlak achter de duinen woonde Bram Wouterse, een
dikke stevige jongen van een jaar of e1f. Bram had ook
vacantie. Met zijn handen in zijn zakken slenterde hij
dien morgen lekker lui door de duinen; vol bewonde
ring keek hij naar de prachtige vlieger, die daar zoo
sierlijk hoog in de lucht zachtjes heen en weer ging.
tot opeens. zag hij goed?. de vlieger zijn kant
uit kwam, al dichter en dichter bij en aldoor lager,
tot hij eindelijk nog geen drie meters verder neerviel.
Even dacht hij, dat hij droomde, maar neen, daar lag
werkelijk die mooie groote vlieger vlak voor hem.
Voorzichtig nam hij hem op: er was nog niets aan stuk.
Ze'fs het touw zou nog te gebruiken zijn. Met heel veel
moeite lukte het hem, het touw weer netjes op te win
den. En nu was alles klaar. Wat zou hij er nu mee
doen? Al zoo heel lang had hij gehoopt, ook eens zoo'n
pracht-vlieger te bezittten en nu had hij er een in zijn