Varia Reigerskolonies in Zeeland. ONS ZEELAND 11 handen en hij was heelemaal alleen in de duinen, niemand had hem gezien. Zou hij hem nu eens even stil letjes oplaten en dan laten vieren zoo heerlijk hoog in de lucht? Van wie zou hij eigenlijk zijn? Wat moest het naar zijn, als ja zoo je eigen vlieger weg zag vlie gen, heelemaal ver weg en je hem niet terug kon krij gen. Zou dat kind nu ook verdriet hebben? Neen, hij zou hem nog maar niet oplaten. En heel den morgen zat Bram den vlieger te bekijken tot Moeder hem riep om te komen eten. Toen nam hij hem voorzichtig in beide handen mee naar huis. Moeder vond hem ook heel mooi, maar wat je gevonden had, mocht je niet houden, zei ze. ,,Ga vanmiddag maar eens naar het strand kijken, of een van de kinderen hem verloren heeft, dat is het beste." En dien middag stapte Bram dapper langs de bad stoelen, al maar roepend: ,,Wie heeft er een vlieger verloren?", tot opeens Beppie haar schat herkende en op hem af vloog: „Moeder, moeder, mijn vlieger, mijn vlieger." „Wel, beste jongen, heb jij dien gevonden?" vroeg mevrouw Verduin en toen vertelde Bram, hoe hij in de duinen neergekomen was. Mevrouw vond, dat Bram nu maar met Beppie moest blijven spelen, en dat de vlieger nu voortaan van hen samen moest zijn. „Ja", zei Beppie, „en als ik naar de stad terug ga, mag jij hem heel alleen hebben, tot volgend jaar, hé Moeder?" Bram kreeg een heerlijk stuk chocola en toen gingen ze met hun beidjes den vlieger oplaten. En 's Zaterdags, toen Vader kwam, stond de vlieger van „samen" hooger dan alle anderen. Ziezoo kinderen, mijn verhaaltje is uit en nu hoop ik eens wat briefjes van jullie te krijgen. Den vorigen keer stond er door een vergissing 15 Juni als datum van inzending. Dat kon natuurlijk niet, want het was al 19 Juni toen „Ons Zeeland" werd verzonden. Nu zul len we maar zeggen: Wie mij wil schrijven, welke bloe men en planten hij of zij in Juni gevonden heeft, moet vóór a.s. Zaterdag een briefje schrijven. Den vol genden keer zetten we dan al die planten in onze kin derrubriek. Veel groeten van TANTE LIEN. Men schrijft uit Zeeland aan de ,,N. Rott. Crt.": Bekend is, dat de reigers in kolonies leven, maar dat dit steeds rustig kan plaats hebben, mag betwij feld worden. Een kleine halve eeuw geleden, was er op de hoeve, nog Reigersburg te St. Maartensdijk, ge- heeten, een zeer uitgebreide kolonie, met honderden nesten, maar ziet de boomen geraakten volwassen, werden gerooid en de vogels moesten een goed heen komen zoeken. Voor een groot deel vestigden zij zich op een hoeve onder Oud-Vossemeer, in de onmiddel lijke nabijheid van Tholen, maar ook spoedig daarop werden de boomen op deze hoeve, de „Laatste Stui ver" geheeten, gerooid en weer moesten de vogels op den zoek. Van het eiland Tholen zijn ze verdwenen en het is ons niet bekend, dat zij zich ergens in Zeeland vestigden. Een reigerkolonie, maar zeer weinig bedui dend, troffen wij aan op een buitenplaats in Schouwen onder Schuddebeurs. Voor ruim een eeuw was er in de Oranjepolder onder IJzendijke een hoeve met zware olmenboomen, den naam dragende van Reiger bosch, waar de reigers reeds een halve eeuw lang een rustige verblijfplaats hadden en over de menigte, die er huisde, kan men eenigszins oordeelen als men weet, dat men in iederen boom twintig tot dertig nesten telde, ja soms vijftig. Elk jaar, reeds vroeg in het voor jaar, begon daar het volle reigerleven zich te ont plooien en uren ver in de ronde vlogen deze vogels naar plassen en kreken, om voedsel, en er wordt van gezegd, dat gewoonlijk de vogels in vrede en vriend schap onder elkaar leefden, maar verwoed waren zij cp kraaien en eksters, die het durfden wagen, in de nabijheid te komen om te nestelen. Gemeenschappe lijke aanvallen veroorzaakten dat deze eierdieven er geen plaats konden veroveren. In het Reigerbosch werden de nesten niet verstoord, er werd geboekstaafd, dat de toenmalige bewoner der hoeve er mee ingenomen was, hij had een tweetal jonge reigers uit een der nesten genomen en zoo tam gemaakt, dat ze over erf en tuin rond liepen. Hoe wel weinig of geen schade aan boomgewas en visscherij berokkenende, waren de reigers toch 'n doorn in 't oog van sommige landbouwers uit de omgeving van Reiger bosch en deze zouden wat graag gezien hebben, dat de vogels zonder genade werden uitgeroeid, klagende over het geschreeuw der reigers, schade aan visscherij en boomgewas. De bewoner der hoeve had weinig lust aan den aandrang van zijn medeboeren te voldoen en beschermde zijn vogels zooveel mogelijk tegen aansla gen van anderen. Dit bleek duidelijk, toen in 1891 de Gouverneur van Zeeland, baron van Doorn van Westkapelle, dat deel van Zeeuwsch Vlaanderen be zocht en het persoonlijk de moeite waard achtte met zijn gevolg een bezoek te brengen aan het Reigerbosch, in verband met de klachten die over de reigers waren uitgebracht. Bij die gelegenheid vonden de bewoners van Reigerbosch een warm verdediger in den eigenaar van Reigerbosch, die met ijver aantoonde dat de schade gering en het voordeel groot was, daar de lan derijen in den omtrek voortdurend werd gezuiverd van kikvorschen, waterratten enz., en dat wat de vissche- rijen betreft, de visch misschien wel geroofd werd, maar dat deze voor de bewoners niet veel beteekende, als zijnde grondig en onsmakelijk.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 11