Gedichten
Meideuntje.
Weekrubriek
Molenfonds.
Een pluimpje voor Hotel „Centraal" te Goes
Zeeland op de film.
2
ONS ZEELAND
lijkheid en de logische aanpassing bij de omgeving,
ons volk een volk van practici noemde. Vooral de lei-,
boomen vóór de huizen vond hij practisch en de
regenton, naast de achterdeur had een ideale plaats.
Misschien overdreef hij een weinig; maar het kan
niet ontkend worden, dat in 't algemeen de ouder-
wetsche boeren- en arbeiderswoningen even doelmatig
zijn als de nieuwmodische en heel wat fraaier. Laat
ons hopen, dat de aangeboren zin voor degelijkheid en
eigen schoon het op den duur zal winnen van wan
smaak en zucht tot navolgen.
Laat ons eerlijk zijn en ons Zeeland niet „mooier'
willen maken. Het is mooi, als het echt Zeeuwsch is.
Laat het zoo blijven.
In dit cadre past ook, dat geen creaties als b.v. de
z.g. klompendans als Zeeuwsche boerendans den volke
worden voorgesteld. Hoe goed ook bedoeld en hoe
aardig van vinding, de Zeeuwsche boer op Walcheren
danst niet, omdat hij het niet kan. Blijft waar, d. i.
blijft Zeeuwsch
Wanneer men Zeeland in 't oog van niet-Zeeuwen
belangwekkend wil doen schijnen, dan is daartoe maar
één weg. Weest eerlijk! Wenscht men die belang
stelling blijvend te doen zijn, maakt dan reclame, veel
reclame, overal reclame, maar zorgt, dat de vreemde
ling vertrekt met de gedachte: 't Is nog mooier, dan
ik dacht.
En Zeeuwen van alle kleur en gezindte waakt
voor Uw echt-Zeeuwsch bezit
De beiaard van den „Langejan"
Strooit luchtigjes en blij,
Zijn parelende klanken uit,
Zijn „Deuntje van den Mei".
Het stadje, sluimrend aan zijn voet,
Ontwaakt in 't nieuw getij,
En neuriet d' oude wijsjes na,
Het „Deuntje van den Mei",
En 't morgenkoeltje draagt ze voort
Tot over veld en wei,
Waart 't boertje even poost en hoort
Naar 't „Deuntje van den Mei".
Zing, oude toren, zing 't maar trouw,
Uw „Deuntje van den Mei"!
Zingt 't voor mijn lieven jaren nog,
En ook als 't kan voor mij!
J. VREEKEN.
Door de Commissie voor Zeeuwsche Folklore wordt
een circulaire verspreid, waarin gewezen wordt, dat
onze windmolens in gevaar verkeeren.
Niet alleen, dat de Hollandsche molens gaandeweg
verdwijnen, maar ook die in onze provincie. Met hen
gaat een groot deel van de schoonheid, van het ka
rakter van het landschap verloren.
De Commissie wil een poging doen, om althans nog
enkele van de oude molens te redden, voornamelijk
die, welke door bijzondere plaatsing in een mooie om
geving het schilderachtige effect van het eigenaardige
Zeeuwsche landschap verhoogen.
Getracht zal worden een fonds te vormen, om daar,
waar de Commissie, in overleg met het Bestuur van
het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en het
Bestuur van de Vereeniging „De Hollandsche Molen"
het mogelijk en noodig achten, enkele molens aan te
koopen en zoo mogelijk in bedrijf te houden,
Zij doet daarom een beroep op de noodige belang
stelling en financieelen steun en hoopt dat velen hun
bijdragen voor genoemd doel zullen zenden aan den
Secretaris, den heer J. Kreune, te Heinkenszand.
In „de Auto" lezen we een uitvoerig verslag over
de eindles van een der cursussen in motorkennis voor
de politie-beambten door de K.N.A.C. in verschillende
Zeeuwsche steden georganiseerd. Bedoelde eindles had
plaats te Goes.
Na afloop der vergadering in het „Schuttershof"
bood het Bestuur der K.N.A.C. den autoriteiten een
lunch aan, waaromtrent men opmerkt, dat
„De directeur van het hotel „Centraal", alwaar deze
lunch gegeven werd, alles uiterst goed had verzorgd;
men waande zich in een onzer beste grootsteedsche
restaurants."
De bekende folklorist, de heer D. J. v. d. Ven uit
Oosterbeek, die reeds een Lente- en Zomerfilm heeft
samengesteld, is thans bezig om een Oogst- en Herfst-
film te maken.
In de Lentefilm waren ook opgenomen verschil
lende gebruiken uit Zeeland, doch in de Zomerfilm
was onze provincie niet genoemd.
In de nieuwe rolprent zullen opnamen gemaakt
worden van het koolzaaddorschen en de gebruiken
daarbij te Rilland, terwijl te Kloetinge gefilmd zal
worden het binnenhalen van het laatste voer tarwe,
met den Meitak achterop.
Over andere nummers worden nog onderhandelin
gen gevoerd, o. m. „het ophalen van het burgerrecht"
en „de pette kriegen", gewoonten, betrekking hebbende
op Zuid-Bevelandsche vrijages.