Verhalen en Schetsen De Harmonica door WIERT J. E. 10 ONS ZEELAND buiten de duinen broedt hij op Schouwen niet. En het aantal broedvogels is, gezien de uitgestrektheid van het terrein, zeer gering. Zijn paringsroep in het voor jaar wedijvert met dien van den kievit in welluidend heid, doch waar die van den laatste spreekt van brute kracht en tintelenden levenslust, daar overheerscht in dien van de wulp het weemoedige, melancholische. In den broedtijd zijn de wulpen ook zeer voorzich tige vogels. Terwijl het wijfje op het nest zit, ook weer een met planten- vezels gevoerden kuil in 't zand staat het mannetje op een hoogen duintop of richel op schildwacht, al tijd paraat. Het waar schuwt het wijfje voor na derend gevaar, zoodat dit gelegenheid krijgt, ongezien van het nest weg te loopen, of houdt eierroovende ek sters, kraaien en zilver meeuwen op een behoor lijken afstand. Wint de aanblik van de zilvermeeuw, aan den uitersten rand van een diep ravijn, geprojecteerd tegen wuivende helmpluimen, het aan levendigheid, de donkere figuur van de wachthoudende wulp met den langen, krom men snavel, de schuin afloopende ïuglijn, enkele lange, spichtige duingrasstengels als vulling, vormt een schil derijtje, wel sober en onder bepaalde omstandigheden somber zelfs, maar niettemin treffend en karakteristiek. Ook de bergeend profiteert van de bijzondere be waking en breidt zich in de Schouwensche duinen zeker uit. 't Is een mooie, groote, door zijn bonte kleed opvallende vogel, een sieraad voor het duinlandschap. I. Wanneer Jan de Boer zijn harmonica 's avonds in den zomer te voorschijn haalt, en achter zijn groote machine-werkplaats op de bank gaat zitten met zijn harmonica, dan luistert weldra de heele buurt. Want Jan de Boer kan tonen uit zijn ingewikkeld muziek instrument halen, die werkelijk aangrijpend zijn. Hij legt heel zijn eenvoudige werkmansziel in zijn spel, en komt daardoor tot bijna een volmaakt iets, dat vooral ook spreekt tot zijn buren, kameraden en vrienden, Hij maakt zijn nest in oude, verlaten konijnenholen. De aanwezigheid hiervan wordt vaak verraden door de voetprenten der vogels in het zand voor den ingang. Ook door vlokjes dons, die aan de pooten der dieren zijn blijven haken en buiten het hol neervallen. Of ook een verdwaald konijn kan er eenige mee naar buiten sleepen. De eieren, tot twaalf of dertien toe, zijn grooter dan die van gewone eenden en wit van kleur. Meer naar den zeekant, op het strand zelfs, broedt een tweetal pleviertjes, ra zend vlug ter been en niet minder rap op de wiekjes: de bontbek- en de strand- plevier. Deze zijn niet groo ter dan een spreeuw, op de bovendeelen grauwbruin en aan de onderzijde wit ge kleurd. De bontbek heeft een geheel gesloten zwarten halsband, terwijl die bij de strandplevier op de borst een gaping vertoont. De kleine, zand- of leemkleuiige, zwartgespikkelde of ge streepte eitjes liggen in een kuiltje in het zand, bij de strandplevier meestal zonder eenige onderlaag, ter wijl de bontbek in den regel allerlei uiteenloopend ge kleurde schelpjes als nestversiering aanwendt. Eveneens op de zandterrassen dicht bij de zee depo neert ook het dwergsterntje zijn kleine, in de omgeving opgaande eitjes in een eenvoudig kuiltje in het zand. Zocals de naam aanduidt, is het de kleinste van onze zeezwaluwen en onderscheidt zich van de andere sterns door de gele kleur van pooten en snavel. J. VIJVERBERG, Noordgouwe. die zoo iets begrijpen, en waarin ze geheel opgaan en meeleven. En werkelijk, wanneer zich bij zijn spel een paar zuivere baritonen, of een heldere vrouwenstem voegen, die dan sentimenteele volksliederen zingen, dan is alles misschien niet volmaakt zuiver, niet een groote muzikale prestatie te noemen, maar laat het niet na, indruk te maken en eer ontroering te verwek ken, die niet gauw vergeten wordt. Jan de Boer, hoewel nu misschien niet zoo heel erg ontwikkeld op muzikaal gebied, houdt toch heel veel van deze kunst. Eens, een tijdlang geleden, is Jan de Boer gelukkig geweest. Dat was de tijd, dat een tijdelijk benoemd onderwijzer vaak bij hem kwam met zijn viool en waar ze beiden speelden. Dat waren ocgenblikken van verrukking. Maar helaas, die dagen zijn voorbij, de onderwijzer vertrok naar elders en Jan de Boer bleef eenzaam achter en werd weldra weer bewonderd door al zijn dorpsgenooten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 10