Weekrubriek Ringrijderij te Hoedekenskerke. 4 ONS ZEELAND Zeker niet," luidt direct het antwoord. „De geheele historie van Zeeland, vooral de tijd, die aan onze eeuw grenst. Die is zoo machtig interessant; men vindt er zooveel in, dat ons dichter bij het land en volk brengt." Is u Zeeuw? „Neen, Arnhemmer, maar ik voel me bijna als een Zeeuw. Ik ben hier thuis. Misschien wel, omdat mijn karakter aan den volksaard verwant is," klinkt het eenigszins peinzend. Hoe ziet u den Zeeuw? „Gemoedelijk, niet zeer toegankelijk, doch minder hard dan de Friezen en Groningers. Hij is gereser veerd, hij zal niet vlug oordeelen." Het gesprek dwaalt af; ik vind het niet erg, ik houd er van te luisteren naar de stem, die niet het enthou siasme verraadt, dat de woorden, die den lof van Zee land zingen, toch inhouden. De gastheer voert den bezoeker naar de kaarten over de provincie, die aan den wand hangen; hij ver telt van het land, zooals het was en zooals het is. Het wordt een genoegelijk kort college over een boeiend onderwerp, dat behandeld wordt op een wijze, die van veel liefde en ernstige studie en een rustig, bezonken oordeel getuigt. Onverwachts de rem. De oogenblikken, dat de heer Deibei zich gaan liet, zijn voorbij. Vertelt u nog iets over uw werk in Middelburg? „Daar is niet veel van te zeggen. Als hoofd-redacteur van de courant volg ik de gebeurtenissen van den dag." Het afscheid volgt spoedig. De laatste zin blijft me langen tijd bij, omdat hij me meer zegt dan een lang relaas over de werkzaamheden aan een dagblad. De heer Deibei, die 25 jaren achtereen het wel en wee der „Middelburgsche Courant" deelde, was over zijn werk als journalist bescheiden. Ik zal dus niet onbescheiden zijn en niet trachten te benaderen welk een arbeid hij in deze kwart-eeuw verrichtte en van hoe groote beteekenis zijn talent was voor Middelburg en andere plaatsen op Walcheren. Aan den aanvang schreef ik, dat ik van den heer Deibei hoorde, voordat ik een voet in Zeeland zette. Alvorens de bekwaamheden van een journalist aan een provinciaal dagblad tot ver buiten de grenzen van zijn „gebied" opvallen, moet die journalist over buitengewone gaven beschikken. Wie het werk van den heer Deibei kent, wie de fiere wapens kent, waarmede hij de vrijzinnige meening zoovele jaren verdedigde, zal zich niet verwonderen, dat de naam van den jubilaris in de wereld der jour nalisten een prachtigen klank heeft. Het Lot heeft als eerste „slachtoffer" dezer rubriek een journalist aangewezen. Ik ben er dankbaar voor, vooral omdat deze journalist Deibei heette. INTERVIEWER. Veel jaren terug werd op vele plaatsen in Zuid- Beveland naar den ring gereden. Daarna is een periode van stilstand ingetreden, tot het spel thans in vele ge meenten weer in eere is gekomen, wat zeker voor een groot deel te danken is aan den steun van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer te Goes. Ook te Hoedekenskerke is dezer dagen de echt lan delijke wedstrijd gehouden, zooals uit bijgaande foto's blijkt. Eén der foto's vooral, n.l. die waar een boerinnetje mede op het paard zit, doet ons de opmerking maken, dat zooiets wellicht geen toeval is, doch een navolging van wat in andere plaatsen daaromtrent geschiedt. Zoo zien we iets dergelijks gebeuren te Hummelo. Daar wordt o. m. gereden om het ringstekers-koning- schap, waarbij sprake is van eersten, tweeden en der den koning. Eén der prijswinners met zijn „Koningin". De beide eersten mogen naar oud gebruik een ko ningin kiezen, die hoog te paard als in triomf naast hen zitten. De derde daarentegen moet zonder meid in 't zaal met de anderen zijn opwachting gaan maken bij Gravin van Regteren-Limburg op 't kasteel Enghuizen. Dit gezamenlijk op één paard zitten van koning

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 4