Ik weet nietmaar Korte „Ons Zeeland" verhalen ONS ZEELAND 7 En wanneer we 's avonds naar pension ,,'t Vroon huis" in 't vriendelijke dorpken Zoutelande, dat reeds lang slaapt, huiswaarts keeren en we eindelijk moe- gedwaald ook onze slaapkamer betreden, slaat daar telkens voor de ramen, iedere vijf tellen, een licht voorbij 't Is het zekere teeken van den machtigen vuurtoren in 't eenvoudige dijkwerkersdorp, dat hij blijft waken tot den lichtenden morgen om te groeten en te waar schuwen de „voorbij gaande schepen in donkeren nacht". (Wordt vervolgd.) Het komt me voor, dat we moeten gaan stop pen met onze heldenvereering. Dit wil zeggen we komen niet meer in vuur voor een vlieger, we plengen onze overhemden, c.q. robes niet meer met tranen voor de bioscoopverrichtingen van Tom Niks op zijn gedresseerd steppenpaard, we schreeuwen ons niet meer schor voor den meneer, die in een voet balwedstrijd zijn derde doelpunt maakt, we houden de hand op de portemonnaie als er een krans aan gemeten moet worden, om de gespierde kuiten van Pierre Moeskops volgens overlevering te huldigen. Heldenvereering heeft alleen reden van bestaan tusschen ongelijkwaardige partijen, niet tusschen col lega's. Een bakker b.v. huldigt nooit een anderen bakker, omdat deze zijn broodjes zoo opvallend- smakelijk in elkaar weet te flansen. Onzin! De eene schoolmeester staat nooit met een tuil bloemen voor de deur der school een anderen schoolmeester op te wachten, omdat deze de jeugd zoo bizonder handig met de geheimen van Derksen en de Laive vertrouwd weet te maken. Ook onzin! Onder gelijkwaardigen wor den de heldenvereering en de huldiging, buiten kope ren, zilveren en gouden jubilea om, den nek omge draaid. Onder collega's geeft de vereering geen pas. Vroeger mochten we de helden bejubelen. Natuur lijk. Omdat wij jubelaars toen een trapje lager ston den. Nu we ons echter ook op het collegiale matje bevinden moet het daarmede uit zijn. En met onze bescheidenheid eveneens. Zijn we helden of zijn we het niet? Zeer zeker zijn we held, toegegeven, dat deze titel eerst een tiental jaren op ons van toepassing is. Dank zij de benzine, dank zij Citroen-Buik-Ford en con sorten, en dank zij de handhaving door landelijke, provinciale en gemeentelijke autoriteiten der opvat tingen van onze voorvaderen, zooals deze zijn vast gelegd in ons onvolprezen vaderlandsche wegennet. Allen gezamenlijk hebben deze ons Nederlanders, ons Zeeuwen in het bijzonder, tot helden der twintigste eeuw gepromoveerd. Tot helden van hak en zool, die (dat zijn de helden) met ware doodsverachting dag in dag uit de capriolen trotseeren van alles wat rijdt; tot helden van het rijwiel; tot helden van het benzine-vervoermiddel, welke met den moed der wanhoop dagen, weken en maanden de fnuikende streken van de glorie van ons wegennet: de puntige kei, de hobbelige klinker en de gladde modder, bestrijden. Op deze helden, die den avond prijzen als zij het veege lijf zonder defecten onder het laken kunnen strekken, op U, ridders van den voet, van de trapfiets, van den motor en van den auto (de pages op de vracht kar zijn niet buitengesloten) doe ik het beroep: Maak een einde aan de heldenvereering. Collega's-helden hangen om de halzen van collega's helden geen lauwe ren, de moed van den een is niet minder waard dan de moed van den ander, want deze eigenschap is gradenloos. Is de vereering te stevig ingeroest, kunt ge het niet laten? Het zij zoo. Maar toch niet langer Tom Niks, Moes kops, Primo de Rivero en anderen, die er zich op beroepen het gevaar op een niet bij ons gebruikelijke wijze te trotseeren. Dan liever onder ons-ridders ge bleven. Moet ge bejubelen, bekransen, betoasten, doe het dan een onzer eigen helden aan. B.v. hem, die van Rilland-Bath per auto, motor, fiets of per voet in ongeschonden toestand Vlissingen bereikt. Ik houd me aanbevolen. EGO, (held van Zeeland, ridder van den voet). EEN SLECHTE DAG? Een karikatuur uit Scharrendam, door P. A. E. UYTERWEIDE. Er waren volksfeesten in Scharrendam, en de ouwe Franssen, loco-burgemeester, had verzoek gekregen, om 't sluitingsuur later te willen stellen. Ze waren 't hem komen vragen, met een deputatie van drieën, Barten en De Witte en 't Kuipke, en hij had het natuurlijk gegeven, en hij was niet weinig ge groeid door deze machtsontplooiing. „Dan zij-je bedankt, burgemeester," had De Witte gezegd, „en wij zullen 't overal laten zeggen." Want, Scharrendam is een gemoedelijk dorpke. „Nee, mannen, da's niet noodig; wij hebben toch niet voor niks een gemeentebode? Daar zal voor ge zórgd worden." En zoo stapte de ouwe Franssen, krom en slom van zijn acht-en-zestig jaren en 't harde boerenwerk, en Vervolg op bladz. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 7