A, C. v. d. REST, Ass.-Apotheker
„Ons Zeeland" verhalen
Een dolle daad
door
W1ERT J. E.
ONS ZEELAND
11
keurig gewasschen had, zijn zeven groote vlekken van
doodgedrukte muggen. En terwijl je oogen dat zien,
wordt aan je ooren een treurige confidentie gedaan.
Je ouwe H. B. S.-vriendin vertelt je onder tranen,
dat ze 't ongelukkigste schepsel is, dat er rondloopt,
allerlei huiselijke misère wordt je toevertrouwd; er
wordt blijkbaar verwacht, dat je zult troosten en je
tracht dat dan ook te doen en constateert, dat je 't
zelf dan toch nog erg rooskleurig hebt. Meteen kom
je tot het besef, dat de conferentie boven lang duurt
en manlief de rest van het gezelschap moet bezig hou
den. Als eindelijk de groote auto het hek uitrijdt, is
de mooie middag om, en je pinkt een stille traan weg,
als je de drie treurige kindersnuitjes voor het raam
ziet verschijnen, 's Avonds maak je nog een tiental
flesschen van die heerlijke frambozenlimonade, ruimt
weer op en stapt eindelijk doodmoe in je bed. Maar
je kunt de slaap niet pakken, je denkt aan den brief
van tante Mien:
.Heerlijk, dat je a.s. schoonzuster nu bij je is, zij
kan je prachtig helpen!" en dan zie je weer de chaos
van boeken, brieven, kluwtje zij, haakwerk, enz. enz.
En heel langzaam aan gaan je gedachten naar ver
leden jaar, toen je trouwe vriendin bij je logeerde,
met wie je zoo'n heerlijke tijd heb gehad, die zoo lief
met de kinderen was.... en je droomt, dat ze er
weer is, je musiceert weer samen. je haalt dui
zend herinneringen op...."
Rrrring: de bel.... Nog half soezend sla je een
peignoir om, zeven uur de noodhulp is er.
Je strompelt de trap af, en als je aan de laatste trede
bent, bots je bijna tegen den dieet-man, je zwager,
aan. ,,Ik zie, dat er nog geen thee is".... en je
bent op eens klaar wakker.
Je geeft in het volle besef van de werkelijkheid
orders aan de jeugdige dienstmaagd, en je bent nog
niet uitgesproken of boven gaat de deur van de kin
derkamer open:
„Moeder, Jo zit vol pukkels."
Doodverschrikt hol je weer naar boven, bekijkt de
tallooze kleine roode vlekjes. „mazelen". gaat
het door je hoofd.
„O," klinkt een andere stem, „ik weet wel wat het
is: vierde ziekte, dat hebben er op school zoo veel ge
had, dat duurt maar 4 dagen."
En weer loos je een heel diepe zucht van dankbaar
heid omdat het vacantie is.
....Dat zijn zoo, onder anderen, van die verras
singen, die wij „plattelandshuisvrouwen" tegenkomen.
Wat een bedrukt gezicht, stemt het je somber? Aange
name verrassingen zijn er voor ons ook, hoor! Daar
zal ik je een volgende keer wel wat van vertellen.
L. B. M.
Geneesmiddelen, Ziekenverplegingsartikelen
Breukbanden, Elastieke Kousen, enz.
worden door geheel Zeeland verzonden door
GROOTE MARKT 9, GOES - Telefoon 168
Een luid rumoerig belletje rinkelde door het halle
tje van het pension, en de oude hospita, die een oogen
blikje rustig boven haar krantje zat te dommelen,
schrikte daardoor hevig op. Hé, zuchtte ze, dat een
mensch nu ook nooit eens een oogenblikje rust kon
hebben. Belden de heeren op de kamers niet, dan deed
de huisbel het. Altijd maar werken en voor een ander
klaar staan. Mismoedig het hoofd schuddend schom
melde ze door haar huiskamer en hal naar de buiten
deur, om te zien, wie binnen gelaten wilde worden.
Een glimlach verhelderde haar gelaat echter, toen ze
zag, dat het de vroolijke student Vos was, die zijn
vriend Albert de Moiree kwam bezoeken. Ze had
zelden opgewekter en vroolijker mensch ontmoet en
het speet haar geweldig, dat Vos geen kamers bij haar
had kunnen krijgen, toen hij erom gevraagd had. Jam
mer genoeg had ze toen al haar beschikbare ruimte
bezet, 't Zou anders een pensiongast uit duizen
den geweest zijn, dacht ze, niet zoo nurks en zoo
onaardig, bijna hondsch, als de anderen, maar vroolijk
en opgeruimd, met altijd een vriendelijk woord.
„Dag juffrouw," begroette het voorwerp van haar
vereering haar nu. „Is Albert misschien nog thuis.
Ik wou hem nog graag even spreken."
Ze gooide uitnoodigend de deur wagenwijd open,
met een: „Ja zeker, mijnheer Vos, mijnheer Moiree
is nog thuis. Gaat u maar naar boven."
Zonder verder een herhaalde uitnoodiging af te
wachten ging Jacques Vos naar binnen, dwars door
de hal, den trap op met drie treden tegelijk, nagestaard
door de juffrouw. Boven liep hij een overloopje over,
en klopte aan een deur, waarop een door een punaise
bevestigd naamkaartje op de deur te lezen stond.
„Albert de Moiree, med. student." Nadat er van bin
nen een: „Ja" geroepen werd, stapte Jacques Vos de
kamer in. Maar nog maar nauwelijks was hij daar of
een uitroep van verbazing ontsnapte hem. Wat hij
daar dan ook zag, was wel een dergelijke verbazing
waard. Het heele vertrek, dat keurig gemeubileerd was,
lag vol boeken, ze lagen op de stoelen, de tafels, den
schoorsteenmantel, tot zelfs over de vloer. En te mid-