Ik weet nietmaar ONS ZEELAND 5 „niet, dat graniet, dat zoo treffend het Bretoensch „karakter symboliseert, zijn wij niets anders meer dan „bewoners van de moreele woestenij, die, in het alge- „meen genomen, onze moderne sociëteit is. Ons kos- „tuum totaal afleggen? Maar het is ons eigen ont- „eeren, meer nog, het is een voorvaderlijke erfenis „verloochenen." Aldus, omschrijft men in Bretanje het „Blijft waar en weest U-zelf!" Om die taal en die mentaliteit te begrijpen, mag men niet uit het oog verliezen, dat in Bretanje twee factoren een gewichtige rol spelen: n.l. de nationaliteit en de landstaal- In Zeeland en in Nederland in 't algemeen, ontbre ken die factoren totaal. Alleen Friesland zou men kunnen uitzonderen. Ethnologisch is Zeeland niet een eigen ras. In Zee land wordt geen taal gesproken, vreemd aan de alge- meene landstaal. In Bretanje wel. Ook in de Bas- kische provinciën, ook in Provence (men denke maar aan Mistral's .Mireille"die de verpersoonlijking is van de Provenpaalsche ziel.) De Bretoen acht zich eerst en vooral Bretoen eti dan pas Franschman. Dat staatkundige omstandig heden hem nu eenmaal binnen de Fransche grenzen hebben geplaatst en niet er buiten, aanvaardt hij als een noodzakelijk kwaad. Zijn droom echter, is en blijft: terug te mogen leven als vrij volk. Deze aspi raties uiten zich, natuurlijk, in politieke schakeeringen, van de „gematigden" of die zich vergenoegen met eene bestuurlijke zelfstandigheid binnen het staatsverband Frankrijk, tot de „extremisten", die door dik en dun eischen: „Los van Frankrijk! Autonomie!" En de Bretoenen komen voor die aspiraties ook rond uit: ze behooren op geen stuk tot den Franschen stam en wenschen er ook niet voor aangezien te worden. 2) (Wordt vervolgd.) Wij gebruiken voor het Fransch Bretagne en Breton, Bretanje en Bretoenen, alhoewel, naar het schijnt, Bortange en Bortoenen, juister zou zijn. 2) Een kenschetsend feit: In Bretanje vieren alleen de officieele personen en deze die uit de staatsruif eten, den Franschen Nationalen feestdag van 14 Juli. De Bretoenen heben hun eigen nationaal feest en wel op 29 September, verjaardag van de kroning van koning Nominoë, overwinnaar der Franschen te Ballon in 845, en tevens van de overwinning te Auraij be haald door Due Jean IV von Monfort op het Fransche leger van Charles de Blois (1364). het komt me voor, dat onze veel bezongen en hooggeprezen Zeeuwsche zindelijkheid een zindelijk heid met een luchtje is. Sedert ik een artikel over het waterverbruik in Zee land gelezen heb, doen de propere straten, de blanke stoepen, de heldere huizengevels en zelfs de smette- loos-witte gordijntjes, waarachter het goed koffiedrin ken en critiseeren moet zijn, me niets meer. Natuurlijk het blijft aardig staan dit alles, maar het neemt mij er niet meer tusschen, evenmin als ik tijdens een too- neeluitvoering door de décors en lichteffecten er tus schen genomen wordt, die trachten te suggereeren, dat ik te gast ben in het paleis van Nero, in de patriciërs woning van een overdadigen rijkaard of in de onbe haaglijke kamer van den wreedaard, die snoode plan nen beraamt om een lieftallige en bekoorlijke dame cm hals te brengen. Achter de lichten en kleuren zie ik de latjes, de katoenen lappen van 22 cent de el en de stijfsel welke den decorateur vloeken deed toen ze niet plakte, de warreling van kleeren en attributen, de jeugdige vrouwelijke ster van 47 lenten die zich voor den spiegel aan het bij-pensee!en is, hoor ik het geroddel der fluisterende artisten, de stem van den jeune-premier, die den directeur met een scène dreigt als hij geen voorschotje krijgt. Achter de heldere ge vels der Zeeuwsche huizen, door de witte gordijntjes heen zie ik voortaan iets anders als borstels, zeep en helder water, deze zinnebeelden van onze zindelijk heid. Ik zie een smoezelig vocht, dat lang geleden den lof der netheid oogste, en in mijn neus dringt een prik kelend geurtje, dat Houbigant noch Pivèr tot eer kan strekken. Het is het geurtje dat slechts bij gierigheid op water in de wereld komt. Ik zal het kort maken en vertellen waarom de sym bolen van onze reinheid me geen knip voor den neus meer waard zijn. Ik las dan: elders wordt het watergebruik geschat op 80 M:! per gezin per jaar, in Zeeland slechts op 40 M3 dito. Dat is precies de helft. Neemt men daarbij in aan merking, dat in onze provincie driemaal zooveel aan dacht besteed wordt aan stoepen, gangen en straten voor de huizen als in de overige gewesten van ons land.... dan.... komt men, hoe een optimistisch cijferaar men ook is, tot het resultaat, dat er hier ont stellend weinig water voor andere doeleinden wordt gebruikt. Onder deze „ander doeleinden" kan men allerlei onderbrengen, ook het menschelijk lichaam b-v. En vandaar de luchtjes, die nu iederen dag in mijn geneuste dringen. Hoe ik ook naar de straten kijk, naar de glimmende huizengevels, naar de stoepen, naar de gordijntjes, die in de zon blinken. het helpt niet. Zij zeggen me niets meer. Ze zijn door het luchtje knock-out getimmerd. EGO. (Met gasmasker.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 5