Zeeuwen Bezoekt Café „De Trocadero" Reguliersdwarsstr. 97, Amsterdam Middag- en Avond-Concert „Ons Zeeland" verhalen Materialist door 10 ONS ZEELAND W. J. EELSSEMA. I. Langs den heelen hemel stapelden vlokkig witte schapewolkjes met daartusschen prachtig zonneblauw. Alleen rond de zon waren ze vervaagd, was een ver blindend helle cirkel. En van daar vloeide het warme voorjaarslicht, dat koesterde en als t ware zacht lief koosde, over heel de wereld. Over de akkers en wei den, waarboven de lucht stond te trillen, over beken en kanalen, waarop het in duizend gouden deeltjes brak, en over bosch en boom, waaraan vroege blaadjes heel teer en heel fijn te voorschijn traden. Jaap zat op een lage bank bij het raam naar buiten te kijken.... 't Was zijn liefste plekje, hij zat daar graag en nu daar buiten alles zoo heerlijk her leefde en herbloeide, nu zat hij daar dubbelgraag te drocmen en zijn tijd te verbeuzelen in een dolce far niente. Echter alleen des Zondags. Zooals nu. De overige dagen had hij het te druk met zijn studie en met zijn bezigheden. lederen Zondag echter nam hij het er van. Al de Zondagen beschouwde hij als vacantie dagen, waarop hij zuinig wilde zijn en die hij wilde genieten, zoo lang en zoo veel hij kon. Dan stond hij laat op, deed hij het verdere deel van den dag niets anders dan lezen, muziekmaken en luieren, of maakte hij een lange wandeling. Dat laatste was hij ook nu van plan geweest, dezen dag te doen, maar de lust was hem echter vergaan. Hij had boerenmeiden en boerenknechts gezien, banaal aangekleed in heer- en damesachtige kleeren, in colbertpakjes, die afschu welijk zaten, in blouses en costuums, die schril ge kleurd waren en tegen elkaar vloekten. En hij had bedacht, dat die menschen vandaag hun uitgaansdag hadden.... Niets gedaan om dan een wandeling te maken. Hij zou zich maar ergeren aan dat doelloos geflaneer langs de wegen en door het dorp. Het was beter thuis te blijvenEen wandeling in de velden? Hoe aanlokkelijk het ook scheen in de groote eenzaam heid te dwalen, toch zou het niet mogelijk zijn. De velden waren nog te nat en te vochtig door de lang- aanhoudende voorjaarsregens, 't Béste was thuis te blijven, wachten tot den avond, om dan in het zilver- trillend maanlicht over den eenzamen landweg te gaan. Vreemd, vroeger Vond ook hij er genoegen in des Zondags door 't dorp te flaneeren. Natuurlijk streng gescheiden van de boerenmeiden en -knechts, om op deze wijze ten minste hun stand een beetje op te houden. Hoewel hun handelswijze in hoofdzaak toch hetzelfde was geweest. Ook later, als student soms terugkeerend naar 't ouderhuis, had hij het altijd nog met genoegen gedaan. Eerst een paar jaar daarna, toen hij had leeren begrijpen, deed hij het niet meer, had hij 't onbenullige van dat alles ingezien en begrepen. Dat alles was geweest, toen hij zijn studie er aan gegeven had, toen hij bemerkt had dat zijn studeeren niet langer meer een genoegen, een zelf-willen voor hem was, maar een dwang voor hem was geworden. Zich-zelf rekenschap van dat alles geven was eerst moeilijk geweest, heel moeilijk zelfs, maar des te grooter was de voldoening geworden, toen hij brak met dat, wat zijn leven van zijn waarde dreigde te be- rooven. Niet om zijn hoog-gestemde idealen-van-eens had hij meer geneesheer willen worden, neen, een om mekeer in zijn gedachten was gekomen. Omdat hij dacht, dat hij er geld, eer, macht en aanzien mee kon verwerven, daarom had hij gestudeerd. En omdat hij duidelijk besefte, dat dat niet het ware was, waaraan hij zijn heele toekomst wijden kon, had hij moedig den knoop doorgehakt, had hij zijn studie opgegeven, ondanks het afraden van zijn broer Frits. Hij was teruggegaan naar zijn dorpje, had het eenvoudig huisje van zijn overleden ouders betrokken, en woonde nu daar, kalm, rustig en tevreden, een ydille gelijk, spotte hij wel eens met een oude, vertrouwde meid huishoudster. Eerst had hij orde en regelmaat moe ten brengen in zijn chaotisch denken, maar eindelijk had hij zijn evenwicht toch herwonnen, en, uitziende naar bezigheid, naar werk, dat zijn ledig bestaan kon vullen, was hij begonnen in de letteren te studeeren. Van het allereerste begin af had hij zich moeten op werken, maar met taaie volharding bad hij weten te volbrengen, dat hij den moed nooit verloor. Bitter - weinig had hij zich voor dien tijd om letterkunde en om boeken bekommerd, en zelfs nu, een ruime vijf jaar na zijn eerste pogingen, stond hij soms nog over weldigd door de groote, overgroote schoonheden, die zijn studie hem openbaarde. Tot zoover gekomen met zijn gedachten, draaide een auto zacht zoemend de laan naast het landhuisje op. Dat moest Frits zijn. Frits, die doorgestudeerd had, en nu reeds lang dokter aan het ziekenhuis van het academiestadje was; Frits, die werkte en werkte, be zoeken ontving en bezoeken aflegde bij professoren en andere heeren, daar connectie's zocht en vond; Frits, die alles deed, enkel om promotie en carrière te ma ken. Wat kwam die Frits hier doen?. Zijn mid dag vergallen? II. Zwijgend stond hij aan het raam en zag het autotje van zijn. broer na, dat weggleed in een wolk van dwar relend en weer neer vallend stof. Had hij nu niet een klein beetje hartelijker kunnen zijn?.... Harte lijker?.... Was hij dan niet hartelijk geweest?....

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 10