14 ONS ZEELAND en ik heb misschien een te goeden smaak, dan dat ik mij aan zulk een dwaasheid zou schuldig maken. Wie weet, of ik wel ooit tot dit gewichtig besluit zou zijn gekomen, wanneer ik niet in kennis was gekomen met een meisje, dat je liefde niet slechts ver dient, doch deze ook reeds bezat, nog voor zij de mijne had verworven. Geen vreemde wil ik je als tweede moeder opdringen, maar ik wil je met een lieve vriendin door een heiligen band slechts nog vaster verbinden. Het zal je naar ik hoop, met mijn plannen ver zoenen, wanneer ik je zeg, dat het Edith van Manstein is, die binnenkort je vaders naam zal dragen." Ingeborg haalde diep adem. Nu eindelijk scheen de verlammende schrik haar te verlaten, die haar zoo lang had gepijnigd. ,,Zij dus!" sprak zij met bijna toon- looze stem. „Welnu, den hemel zij dank, zij zal er nooit in toestemmen uw vrouw te worden." Professor Wallroth trok een hoogst verbaasd gezicht. „Dat is een meening, die onder an dere omstandigheden weinig vleiend voor mij zou zijn. Waarom zou Edith dan wel volgens jouw idee van plan zijn mij als echtgenoot te weigeren?" .Waarom? En dat kunt u nog vra gen, vader? Is zij niet gedurende het laatste levensjaar van mijn arme moe der bijna dagelijks in ons huis ge weest? En heeft zij ons niet duizend maal verzekerd, dat zij de gestorvene vereerd en bemind heeft met een bijna kinderlijke teederheid? Zij zou im mers het ellendigste schepsel zijn, als. De professor zag er plotseling zeer ernstig uit en op bijna dreigenden toon viel hij zijn dochter in de rede: „Denk er aan niet iets te zeggen, waarover je reeds het volgende oogen- blik het diepste berouw zoudt heb ben. Ik kan met den besten wil niet inzien, waarom de vereering voor een doode, Edith zou verbieden, een le vende haar genegenheid te schenken. Ik heb haar jawoord reeds, Ingeborg, en ik heb mij gisteren formeel met haar verloofd." Wederom ontsnapte een luide kreet aan de lippen van het jonge meisje; ditmaal was het echter een kreet van verontwaardiging en een vlammende toorn laaide op in haar bruine oogen. „Als dat de waarheid is, vader, als zij tot zulk een schandelijk gedrag in staat zou zijn, dan bestaat er vanaf dit oogenblik geen enkele gemeen schap meer tusschen haar en mij. En ik zweer u, dat ik geen uur lang met haar onder hetzelfde dak zal door brengen." Professor Wallroth had zeker wel nooit een dusdanige uitbarsting van hartstocht bij zijn kind waargenomen; want het onaangename gevoel, waar mee de loop van dit gesprek den jo- vialen heer tot dusver vervuld had, veranderde zichtbaar in radelooze ontsteltenis. „Kind kind! Je weet niet, wat je daar zegt," trachtte hij te vergoe lijken. „Ik had gehoopt, je een groot genoegen te verschaffen...." „Een genoegen? 0, ik zou niet we ten, wat mij wreeder had kunnen tref fen dan dit." Zij barstte in een hartstochtelijk, heftig snikken uit en liet zich als een wanhopige op de sofa neervallen, ter wijl de professor met een somber ge laat door de kamer begon te stappen. „Je vriendschap voor Edith kan niet heel hartelijk en oprecht zijn ge weest, wanneer je nu zoo liefdeloos over haar kunt oordeelen," sprak hij na een pijnlijk stilzwijgen. „Ik moet bekennen, dat ik tot op dit oogenblik een hoogeren dunk had van de diepte en echtheid van je gevoelens. Maar hoe dat ook moge zijn, in ieder geval hebben wij thans met een voldongen feit rekening te houden en je zult over de verloofde van je vader niet voor de tweede maal zulke uitdruk kingen bezigen, die ik slechts toe schrijf aan je plotselinge opwinding en ze je daarom kan vergeven. Jijzelf zult gauw genoeg vol schaamte aan dit oogenblik terugdenken." Ingeborg richtte zich op en droogde haar tranen. „Nooit!" verklaarde zij met kop pige beslistheid. „Edith heeft mij schandelijk misleid en van een vriend schap tusschen ons kan na hetgeen ik zooeven gehoord heb, niet langer sprake zijn. Maar het schijnt wel, dat u mij niet begrijpt en aangezien het hier toch een uitgemaakte zaak be treft, is het maar beter, dat wij er verder niet over spreken. Wanneer zal de -de huwelijksdag zijn?" „Ik wilde daaromtrent nog geen vast besluit nemen, alvorens ik daar over met jou had beraadslaagd. Maar je zult begrijpen, dat onder de gege ven omstandigheden van een langen verlovingstijd niets kan komen. Meer dan twee maanden kan ik den datum van ons huwelijk echter niet verschui ven. Kan dat je goedkeuring wegdra- gen?" Om de lippen van het jonge meisje vertoonde zich een bittere trek. „Wat heeft mijn goedkeuring daar mee te maken? Het is mij voldoende te weten, dat ik twee maanden tijd zal hebben, om mijn voorbereidingen te treffen." „Je voorbereidingen? Wat moet dat nu weer beteekenen?" „Ik zei u immers, dat ik met uw tweede vrouw niet onder hetzelfde dak wil leven. En in acht weken tijds zal er voor mij toch wel een of an dere betrekking te vinden zijn, die mij van deze noodzakelijkheid ont heft." „Luister eens, Ingeborg, je stelt m'n geduld werkelijk op een al te zware proef. Denk je dan, dat ik ooit mijn toestemming zal geven voor een dwaasheid, die jij in den zin schijnt te hebben? Professor Wallroths eenig kind in een betaalde betrekking het zou een prachtige stof opleveren voor alle mogelijke lasterpraatjes in onze goede stad." Met een moedelooze beweging wendde Ingeborg zich naar de deur. „Het zou de eerste maal zijn, dat u van mij iets onaangenaams onder vond," antwoordde zij zachtjes, „maar ik kan niet iets beloven, wat boven mijn krachten gaat. En vroeg of laat zou het toch moeten gebeuren. Daar om is het voor ons allemaal beter, wanneer ik dit huis verlaat, nog voor misschien het geluk van uw huwelijk door mij verstoord zou worden. U zult dat toch stellig met mij eens zijn." De groote wanhoop in haar woor den scheen toch een diepen indruk op den professor te maken; want toen zij haar hand op den deurknop legde, strekte hij beide handen naar haar uit en riep met een innigheid, die op rechter klonk dan alles, wat hij tot nu toe gezegd had: „Ingeborg, mijn lieveling, bestaat er dan werkelijk geen middel, om je van gedachten te doen veranderen?" Treurig schudde zij het hoofd. „Neen, want u zegt immers, dat uw besluit onherroepelijk is." „Als man van eer mag ik mijn een maal gegeven woord niet terugnemen, zelfs wanneer ik terwille van jou op mijn besluit zou kunnen terugkomen, van Edith afstand te doen." Een glans vol blijde hoop gleed plot seling over haar gelaat. Slechts ge durende één seconde aarzelde zij; toen wierp zij zich vol innige teederheid in haar vaders armen en terwijl zij haar prachtige oogen smeekend naar hem opsloeg, stamelde zij op zachten, bewogen toon: „O, als u dat besluit eens zoudt kun nen nemen, door een geheel leven vol opofferende dankbaarheid zou ik het u willen vergelden! Nog is uw verloving niet officieel bekend en ik zelf sta er u borg voor, dat Edith u uw woord zal teruggeven. (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 14