ONS ZEELAND De Vlasoogst De vrouw aan het woord Praten 6 Ver op den keiweg geratel gromt, Dan trillen en rinken de ruiten: „De vlasoogst komt, de vlasoogst komt" En heel het dorp is buiten. Hoog op den bok zit de Vlaamsche man, en ment de gespierde nekken; Hij roept: „allo, zulle, stillekens-an" tot de peerden, die moeizaam trekken. Naast hem schatert een jonge guit, met leutigen lach naar de vrouwen; de kinderen trekken een stengeltje uit, om op de vezels te kauwen. Voor 't huisje staat een stramme vrouw, Te oud om de oogst te garen, Ze denkt aan het vlas en 't hemelsblauw, en aan haar tachtig jaren. De vlasoogst komt, de vlasoogst gaat; De bloemen zullen verstijven, Het land ligt weer zwart voor 't nieuwe zaad, Maar 't blauw des Hemels zal blijven. De camions zijn deur 't dorp geweest, Een jaar van arbeid ging henen, Maar heel den avond viert men feest, En dansen de lenige beenen. 't Jong volk loopt al kuierend hand in hand, En t zoent elkaar achter de boomen, Het zorgt dat de vlasbouw in 't blijde land, Geen handen te kort zal komen. G. W. v. R. Walcheren werd deze week bezocht door een berenleider met aanhang. Wij, vrouwen hebben de naam, dat we graag praten, dat we meer praten dan onze mannen. En ik zou den moed niet hebben dit, door kenners van dc mensche- lijke natuur geconstateerde feit, tegen te spreken. Maar liever wil ik zoc-ken of daar geen verklaring voor te vinden is. Wanneer praten we over iets? Als we een ander ontmoeten en als deze ander toevallig zich voor het zelfde „iets" interesseert als wij zelf. Ieder mensch, hetzij man of vrouw leeft in een aparte kleine wereldje vol van voor hem of haar be langwekkende en belangrijke dingen. En het meerendeel der menschen is niet in staat dat kleine wereldje achter de schermen te houden, zocdra ze met een „buitenstaander" in aanraking ko men. Een zakenman b.v. sluit niet het zakelijk den kend deel van zijn hersens op hetzelfde oogenblik, waarop hij zijn kantoor sluit. De onderwijzer, die juist zijn school verlaat, zal met dezen zakenman weinig of geen gesprek hebben. Maar ontmoet de onderwijzer toevallig een anderen onderwijzer, dan ontstaat in min der dan geen tijd een geanimeerd gesprek over. schoclzaken of salarisregelingen van onderwijzend per soneel. Is het dan wonder, dat wanneer twee vrouwen elkaar ontmoeten, meestal beiden het hoofd vol van allerlei huishoudelijke beslommeringen, er ook dade lijk een gesprek ontstaat. over huishoudelijke din gen natuurlijk. En dat zulk een gesprek nog geanimeer der en van nóg langeren duur kan zijn, is ook al heel begrijpelijk, want het gebied der huishouding is nog heel wat ruimer dan dat van het onderwijs. Bovendien zal een vrouw veel eerder tien andere, zich voor het zelfde onderwerp interesseerende vrou wen ontmoeten, dan een onderwijzer een anderen on derwijzer, om bij dat voorbeeld te blijven, of in 't algemeen: dan een man een anderen man, wien de zelfde dingen belang inboezemen. Dus zou het vol komen verklaarbaar zijn, dat vrouwen meer praten dan mannen. Op huishoudelijk terrein zijn er werkelijk tal van dingen, die het bespreken zeker waard zijn, ook din gen waarover veel meer gesproken zou moeten worden. Een huisvrouw is nooit te oud om te leeren, om te willen profiteeren van de ondervinding, door anderen opgedaan. „Maar," zoo zal men mij tegemoet voeren, „het is er in de conversatie niet altijd om te doen, om van een ander te leeren. Men wil gezellige uren doorbrengen, meer niet. Dat behoeft zoo „hoog" niet te gaan." Ik voor mij kan niets bedenken, dat na een drukken dag meer verfrisschend, meer opbeurend werkt dan een prettig geestig gevoerd gesprek. En ik zou niet weten, waarom dat op een laag peil zou moeten blijven en waarom we er niets uit zouden mogen „leeren". We hebben het echter niet alleen te zeggen, waar over we willen praten, er zijn nu eenmaal omstandig-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 6