ONS ZEELAND 14 Ook op Edith's zoo juist nog mar- merkoud gelaat, vertoonde zich plot seling een geheel andere uitdrukking. Haaf oogen drukten verbazing en ontsteltenis uit, terwijl zij haar lippen vast opeen klemde, alsof zij een uit roep van toorn wilde onderdrukken. „Hij moet gisteren al vertrokken zijn," bracht zij eindelijk na eenige oogenblikken van pijnlijke stilte met moeite uit, „en hij kan mijn brief dus niet meer ontvangen hebben. Hij komt zonder iets van mijn verloving te we ten. Een afschuwelijk geval." „Wij zullen hem eenvoudig niet ont vangen," merkte haar moeder hoog hartig op. „Onder de tegenwoordige omstandigheden behoeven wij met dien man toch werkelijk niet zooveel plichtplegingen te maken." ,,U bent grootmoedig zooals steeds, moeder," zeide Edith met bijzondere scherpte. „Maar u zult het toch aan mij moeten overlaten, deze aangele genheid naar eigen inzicht te regelen. Ik zal Artois ontvangen." „En er zal zich een theatrale scène afspelen. Enfin, ik heb er niets op tegen, als je maar niet van me ver langt, dat ik haar bijwoon." ,,lk hecht niet de minste waarde aan uw aanwezigheid, moeder! Zeg aan Dr. Artois, Mina, dat het mij genoegen zal doen hem te kunnen begroeten." Haastig verdween mevrouw van Manstein door de deur naar haar slaapkamer en bijna onmiddellijk daarop trad door een andere deur de aangemelde bezoeker den salon bin nen. Hij was een man van misschien 28 jaar, een elegante, innemende ver schijning, hoewel zijn gestalte eerder buigzaam en sierlijk dan krachtig en imponeerend leek. Zijn bleek, intelli gent gelaat met het scherp geteekend profiel en de zeer levendige donkere oogen verrieden onmiddellijk den ge studeerde; maar er vertoonden zich toch ook wel eenige lijnen, die men anders slechts opmerkt bij geblaseer de boemelaars. Hij keek snel om zich heen en toen hij zich overtuigd had, dat hij met het jonge meisje alleen was, wierp hij zijn hoed op een stoel en snelde op haar toe. „EdithMijn lieve Edith! Is het mij dezen keer gelukt je te verrassen?" Hij had zijn armen uitgestrekt alsof hij haar aan zijn borst wilde drukken, maar afwerend hief zij haar hand op. „Laat dat, Siegmund," zeide zij koeltjes, „mijn moeder zou ons im mers kunnen zien! Maar een verras sing is het inderdaad! Wat is de re den van je plotselinge komst hier, ter wijl je toch 14 dagen geleden nog schreef, dat er voorloopig geen kans voor je bestond uit Frankfort hier heen te komen?" „Och, dat is een ingewikkelde ge schiedenis," antwoordde doctor Ar tois losjes. „En ik wil je daarmee nu niet vervelen, lieve! Slechts in het kort dit: ik heb mijn betrekking in Frankfort vaarwel gezegd en zal niet meer onder dat gehate juk terugkee- ren. Mijn contract liep weliswaar nog over een vol jaar, maar ik wist een twist met den eersten directeur der fabriek uit te lokken en zooals ik wel voorzien had, kreeg ik bij deze gelegenheid op mijn verzoek daartoe daartoe onmiddellijk ontslag, waarom het mij juist alleen te doen was ge weest." „En ben je er nu wel volkomen ze ker van, dat je daarmee geen over ijlden stap hebt gedaan? Denk je, dat het je gelukken zal spoedig een andere betrekking te krijgen?" „Wat een practische aard spreekt er toch uit je bezorgdheid?" glim lachte hij, hoewel de koele ontvangst hem zichtbaar bevreemdde, „Ik ge loof, dat je het moeilijk zou kunnen begrijpen, wanneer ik je zei, dat al leen het verlangen naar jou mij tot deze domme streek heeft verleid." „Neen! Want je zult moeten er kennen, dat wij beiden thans geen kinderen meer zijn," antwoordde zij ernstig. „Maar wil je geen plaats ne men? Je koestert dus plannen, om voor goed hier te blijven?" Dij ging op de sofa zitten en greep naar haar hand om haar naast zich te doen plaats nemen. Edith wist hem echter handig te ontwijken, zonder dat er voor hem iets kwetsends in deze snelle beweging was. Zij rang schikte de bloemen op het bloemen tafeltje bij het raam en het bleef wel een minuut lang stil, totdat Artois, zijn eerste ontstemming onderdrukkend, antwoordde: „Je weet, hoe ik al sinds jaren er nèar gestreefd heb, hier de een of an dere positie te verwerven. In de klei ne provinciestadjes is toch aan geen snel vooruitkomen te denken. Daar kan men oud en grijs worden, zonder dat de wereld iets van je verneemt en je voelt je verstand er verstompen in een sfeer van kleinzielige bekrom penheid. Maar hier mag men hopen, de opmerkzaamheid te trekken en hier slechts kan men leven. Maar het is niet gemakkelijk, zich ergens in te werken; want waar zich maar een va cature voordoet, daar duiken direct 100 sollicitanten op. die elkander het liefst maar uit den weg zouden rui men. Al mijn pogingen waren tot dus verre vergeefs geweest en alleen aan een gunstig toeval heb ik het te dan ken, dat men mij thans de betrekking van Chemiker heeft aangeboden in het Sanatorium van Dr. Giersberg. Maar eerlijk gezegd, is deze positie nog veel slechter dan die ik zoo even vaarwel heb gezegd. Het salaris is ellendig en ik zal bovendien nog veel harder moeten werken dan daarginds. Maar dat ontmoedigt mij niet. Ik ben immers in de hoofdstad en ik heb nu eindelijk mijn voet gezet op de onder ste sport van den grooten ladder, waarlangs men naar beroemdheid en rijkdom omhoog stijgt. Dat ik de ca paciteiten daartoe bezit, mag ik toch zonder overdrijving wel beweren." Edith had hem, terwijl hij sprak, langzamerhand haar gelaat weer toe gekeerd. Van de opwinding, die de komst van den doctor eerst had ver oorzaakt was nu, dank zij haar her kregen zelfbeheersching, in haar trek ken niets meer te lezen. „Als je inkomsten, die je nieuwe positie je verschaft, zoo slecht zijn, hoe wil je het dan klaarspelen, daar van te leven?" Doctor Artois wierp het hoofd in den nek en glimlachte overmoedig. „Ik heb daarover nog niet zoo zeer nagedacht; maar aangezien ik mij op dit punt nog steeds door alle moei lijkheden heb weten heen te slaan, zal zulks mij eok nu wel gelukken. De hoofdzaak is dat ik hier ben en dat wij elkander, als wij willen, nu dagelijks kunnen ontmoeten. Je kunt niet gelooven, lieve Edith, hoezeer ik naar je verlangd heb in mijn treurig verbanningsoord!" „Heb je je reeds door bindende af spraken verbonden?" „Zeer zeker! Het is niet de ge woonte van doctor Giersberg schrif telijke contracten op te maken; maar hij heeft mijn toezegging en omtrent iedere bijzonderheid zijn wij het eens geworden." „Desondanks bestaat er toch wel een mogelijkheid om de overeenkomst nog te verbreken, niet waar?" „Wanneer er zich plotseling wat be ters voordeed misschien! Maar ik durf nauwelijks hopen, dat je iets der gelijks als een blijde verrassing voor mij in voorbereiding hebt." „Neen! Maar toch verzoek ik je dringend, deze betrekking niet aan te nemen. Wij kunnen nu juist niet op dezelfde plaats leven, Siegmund!" Hij richtte zich uit zijn gemakkelijke houding op en boog zich voorover, teneinde haar beter in het gelaat te kunnen zien. (Wordt vervolgd).

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 14