6
ONS ZEELAND
GEBED.
Treffers en Poedels
Middelburgsche spraakverwarring.
De vrouw aan het woord
Dansen.
W. de concessie direct na de Raadsvergadering toe
stonden. Later bleek, dat de twee afwezige leden het
wel met de minderheid eens waren. Een spoed-
eischende Raadsvergadering werd gehouden, waarin
het besluit van B. en W. weinig toejuiching ondervond.
Een commissie van drie personen zal zich nu naar
den Minister van Waterstaat begeven, om de handel
wijze van de P. Z. E. M. en Ged. Staten eens monde
ling uiteen te zetten.
Ge ziet, dat we den moed niet al te spoedig laten
zakken. We weten van doorzetten, als onze vrijheid
er mee gemoeid is.
Maar genoeg over die combinatie van gemoedelijk
heid en vrijheid.
Nog één punt wil ik even noemen en dan besluit ik
mijn brief. Dezer dagen is in de vergadering van de
Kamer van Koophandel te Terneuzen ook ter sprake
gekomen het euvel, waartegen onze middenstanders
hier zoo geweldig hebben te kampen, n.l. de concur
rentie onzer handelaars en winkeliers aangedaan door
België. Ge moet hier bekend zijn, om te weten, hoe
veel schade van onze winkeliers en zaken men schen
daardoor hebben geleden. Kruideniers, slagers, schoen
handelaars, kleermakers en nog vele anderen, klagen
steen en been. Maar, helaas, het resultaat van boven
genoemde vergadering, is niet bemoedigend. Voor-
loopig werd niet anders besloten dan adhaesie te betui
gen aan een adres, dat de Tilburg.sche Kamer over deze
zaak naar den betrokken Minister zal zenden of heeft
gezonden.
Een audiëntie had misschien de zaak weer be
spoedigd. Z. V.
Grootsch, overweldigend, met machtige stem,
spreekt de zee tot hem, den denker, wandelend langs
het eenzaam-nachtelijk strand.
Hier, bij de heldere maan en fonkelende sterren,
is het waar hij zoekt de rust, de eeuwige troosteres
van al wat leeft. Hier is het waar de natuur in al
haren stralenden doch ondoorgrondelijken eenvoud,
oplegt, met majestueus gebaar, aan al wat vraagt en
zoekt, het stilzwijgen en doet verstommen alle ge
weeklaag.
Los van alle overpeinzingen, ontworsteld aan den
beklemmenden wetensdrang, loopt de denker voort,
zich buigend voor de zee, zich overgevend aan hare
macht, luisterend in stille bewustheid naar hare in
tense stem, die velen hooren, dcch weinigen verstaan,
aanschouwend het wonder, begrijpend de machtige
stem, die tot hem spreekt en in hem opwekt eene
mysterieuse kracht, de kracht der rust, de kracht
zich te buigen voor die macht, die hem doet verstaan
zijne ontzettende kleinheid, maar ook zijne absolute
onmisbaarheid in de lengte van het leven.
Starend blijft de eenzame wandelaar staan, uit zijn
innigste wezen rijst op een gevoel van onafhankelijke
eenheid met het wonder, dat om hem is, dat hem
bezielt en beheerscht. en langzaam keert hij terug
op zijne schreden, beseffend zijne grootsche kleinheid,
doch vervuld van eene vlammende waarheid, onmee-
doogenloos verschroeiend zijn denken, maar scheppend
in hem eene zalige, diepe rust.... Dè rust na het
gebed. H. T.
Op den Middelburgschen marktdag
in het warme reisseizoen,
is voor 'n menschenbestudeerder
heel wat in zijn kraam te doen;
daar ontmoet hij overvloeden
menschen-van-den-o verkant,
Engelschen en Yankee-menschen,
op bezoek in Nederland.
Achter, kramen, over planken,
praat de koopman lachend aan:
,,Inglies monnie? Hollend monnie?"
A.i ken Inglies auk verstaan!"
„Kaup se hier, die vjoews of Hollènd''
„Hier bij Jaapie mot you sijn!"
„Zestig sjente. Eine sjilling"
„Englies spooken hier bij mijn!"
Een juffrouw met bleeke wangen,
met een bril en bobby-haar,
kijkt met Argus-oogen naar de
plaatjes op de tafel daar.
„Vjoews of Hollènd!", prijst de koopman,
't Engelsche publiek gewend,
„Englies monnie? Hollènd monnie?"
„Eine sjilling zestig sjent."
Doch de bleekgewangde lady
apprecieert zijn moeite niet;
't is geen shilling, ook geen thank you",
wat zij onzen koopman biedt.
„Maok nau asjeblief gein kapsies,"
schettert zij, van zessen klaar.
„Ik kom maor aujt Middelburrug"
„Spreik jai nou je moers taol maor!"
WILLEM TELL II.
't Was Koninginnedag. De dorpsmenschen die lo
geerden in ons kleine Zeeuwsche stedeke, informeer
den belangstellend, of er ook feestelijkheden zouden
zijn, en ze kregen te hooren, dat er een Oranje-ver-
eeniging was, die voor avond-muziek gezorgd had en
een lampion-wandelingetje voor de jeugd.
,,Niet de moeite waard, hé? Maar als dat afge-
loopen is, kunnen we gaan dansen. Er is een aardige
„yazzband". Dat vinden jullie zeker wel goed!?"
Aarzelend bekenden de logées, dat ze nooit dansten.
„Maar, dat meen je toch niet? Hebben jullie dan
geen dansclub? Die moet je bepaald oprichten. Dat
doen ze overal tegenwoordig en je kunt toch best
enkele paren bij elkaar trommelen. Waarom lach je?'