Zittende bij ONS ZEELAND 13 wiens hart een ongekende vreugde heerschte, aan boord. Toen draaide de bark langzaam den steven, zette den koers zeewaarts en telkens en telkens verdween de lichtgloed en de ruischende muziek verder van den dijk af. Een uur later rolde de zee weer als voorheen op den dijk in diepe duisternis. En als wij eenigen tijd later bij Arlin's gezin kwamen, dan was daar de haat tegen de zee nog grooter geworden, want zij dachten dat bij hun Arlin, den droomer had ontroofd en hem had verslonden in zijn sombere groene graf. En nog stroe ver en nog droever was het hart van den boer, als hij het geruisch en het gebulder hoorde, terwijl hij in den herfst bij den haard zat te peinzen. Jaren gingen voorbij en de Paaschavond genaakte. Weer rolde de zee kalm en rustig op den dijk, waar eens den droomer had gestaan. En toen, zie! in de verte daagde weer de lichtgloed en statig kwam weer de gouden bark met de schoone muziek daar aange dreven en. zette koers naar de kust; maar niemand van de Zuid-Bevelandsche boeren zag het, want zij wilden de zee zoo weinig mogelijk zien en bleven thuis. En nader stroomde het licht en helderder klonken de vreugdezangen, tot weer de gouden loopplank op dezelfde plek werd uitgeschoven. En aan boord stond naast den ouden man met den purperen mantel een krachtige jonge man, met schoone kleederen en met rijke kostbaarheden behangen. En als de bark langzaam aan de kust op en neer lag te deinen, brachten op zijn bevel schoone jongelin gen kleine kerseboomen aan wal en plantten ze op het erf van zijn vader, die droef peinzend achter den haard zat, in het hart bittere gramschap tegen de zee. En toen alle boomen geplant waren, sprak Arlin deze woorden: ,,0, vader, ik heb u verlaten en ik heb me aan de zee overgegeven, omdat ik ze liefhad. Ze heeft mij gebracht op haar eiland van licht en vreugde en uw zoon Arlin is er gelukkig. Maar ik gedacht aan uw eenzaam bestaan hier, aan uw droeve haat tegen de zee, die ik eens liefhad, en ik ben wedergekeerd en breng u van het lichteiland eenige boomen, die u rijke vruchten zullen geven en die uw land schoon zullen maken en het zullen doorgeuren met hunne bloesems." Zoo sprak de schoone jongeling van de zee, eens de arme Arlin, en hij begaf zich weder aan boord van de gouden bark, die even geheimzinnig en majestueus verdween als vele jaren geleden. Toen de stroeve Zuid-Bevelandsche boer den vol genden morgen ontwaakte, dacht hij, dat er een won der gebeurd was, toen hij de jonge, bloeiende kerse boomen zag. Maar in den zomer, toen de kersen rijp waren en zij den heerlijken smaak ervan proefden, toen plantten de Zuid-Bevelanders deze boomen uit en genoten in het voorjaar van de heerlijke bloesemgeuren, die hunne dorpen doorzweefden. De kersen werden zoo bekend, dat er zelfs vreemde lingen kwamen om ze te zien en om planten mee te nemen naar hun eigen streek. En nog steeds, als de Zuid-Bevelandsche boer zijn haat uitspreekt tegen de woeste zee, dan weet hij niet, dat hij aan haar zijn mooie kerseboomgaarden heeft te danken. H. A. HANKENdirecteur van den Wilhelminapolder te Wilhelminadorp. De aanduiding der werkzaamheden in het opschrift is zeer onvolledig; achter den naam moet een lange staat van functies volgen. Wil ik den hoofdpersoon van dit interview correct voorstellen aan de weinigen, die zijn naam nooit hoorden en aan de velen, die per soonlijk niet met hem in aanraking kwamen, dan moet ik opnieuw beginnen. Ziehier: Directeur van den Wilhelminapolder; Voor zitter van de Veilingsvereeniging Zuid-Beveland" Voorzitter der Landbouwwinterschool te Goes; Voor zitter van het Paardenstamboek; Onder-Voorzitter van de Coöperatieve Suikerfabriek; Lid van het Hoofdbe stuur van het Paardenstamboek; Lid van het Hoofd bestuur der Zeeuwsche Landbouwmaatschappij; Voor zitter van Zeeland's Proeftuin; Voorzitter van. enz. Ik stop er mee. Gemakkelijker dan in de opsomming der functies van den heer Hanken volledig te zijn, zou het me vallen, de instellingen op te noemen waaraan de naam Hanken niet verbonden is. Die zijn er niet veel. Ge durende de 32 jaren dat de directeur van den polder in Zeeland verblijf houdt, heeft men hem weten te vinden, is men er volkomen in geslaagd zijn interesse voor allerlei vereenigingen en maatschappelijke instel lingen te verkrijgen. Ik kan me voorstellen, dat dit in bijna geen enkel geval veel moeite heeft gekost. Want hij, over wien ik hier schrijf, is iemand met or ganisatie-talent, bovendien een enorme werkkracht, iemand die houdt van aanpakken en doorzetten, een robuste vierkante figuur die rust mijdt, de bezitter van een scherp verstand, dat uit den opzet van een vereeniging de fouten haalt, een organisator, die ge trokken wordt naar moeilijkheden, omdat hij deze zien kan als dingen, welke het bestaansrecht ontleenden aan de mogelijkheid, iemand in staat te stellen ze de wereld uit te helpen. Samengevat ontstaat het groote beeld, dat we per soonlijkheid noemen. Niet een van het gave woord, dat weet te boeien, maar van de daad, die altijd grooter en ook eerlijker is, omdat zij niet aan versiering gebonden is. Ik zocht den heer Hanken op in zijn gebied, dat is als een klein koninkrijk van vruchtbare landouwen, in Wilhelminadorp bij Goes, wetende dat me een moei lijke taak te wachten stond. Want ik zou hem aan het spreken moeten krijgen over. den heer Hanken. Jawel, ik had mijn taak onderschat; ze was nog moei lijker. De gastheer liet zich niet gemakkelijk gaan, hij gaf bereidwillig allerlei inlichtingen over den stand van zaken der instellingen die hij mede leidt, doch zoodra

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 13