ONS ZEELAND
17
FK UI LLETON.
GEEN GEWETEN
Roman van
REINHOLD ORTMANN.
4)
,,Wij kunnen niet? Hoe moet ik dat
opvatten? Wat is er dan voorgeval
len, dat ons zulks zou kunnen verhin
deren?"
,,Als je slechts 24 uur later uit
Frankfort was vertrokken, dan zou
je het geweten hebben. Ik heb gis
teren aan je geschreven, om je mede
te deelen, dat ik mij verloofd heb."
Doctor Artois bleef gedurende een
paar seconden onbeweeglijk; toen
leunde hij weer achterover in de kus
sens en kruiste de armen over de
borst. Een onaangename, hoonende
trek vertoonde zich op zijn gezicht.
„Zoo?" sprak hij op gerekten toon.
„Dus dat is het? En daarom deze
zonderlinge ontvangst? Dan moet ik
je toch waarlijk heel ongelegen geko
men zijn, mijn arme Edith! Is het
misschien onbescheiden naar den
naam van den gelukkige te informee-
ren, wien het gelukt is mij te ver
dringen?"
„Laat ons niet op dezen toon over
dit onderwerp verder spreken, Sieg-
mund! Als je mijn brief gelezen had,
dan zou je nu weten, welk een strijd
het mij gekost heeft!"
Men kon het de spreekster aanzien
en hoorde het bovendien uit den klank
harer stem, dat zij de waarheid sprak.
Dat scheen hem evenwel niet op te
vallen, want hij ging op denzelfden
hoonenden toon voort:
„O, dat geloof ik graag, zonder
meer! Jullie vrouwen zijn altijd
heldinnen, wanneer je tot het gewich
tige besluit komt, een man te verra
den. Ik twijfel er geen oogenblik aan,
dat je allerbelangrijkste redenen hebt
gehad, een ander in mijn plaats te doen
treden. Maar ik heb er toch wel
eenig recht op, zijn naam te verne
men."
Edith klemde haar lippen op elkaar.
Een minuut verliep, alvorens zij ant
woordde. Toen echter sprak zij kortaf
en met bijna ruw klinkende stem:
„Het is professor Wallroth."
Doctor Artois kon een uitroep van
verbazing nauwelijks bedwingen.
„Aha! Ik feliciteer je! Over het
feit, dat ik tenminste niet voor den
eerste den beste ben opgeofferd, mag
ik mij dus niet beklagen. Weliswaar
zou hij veel beter je vader kunnen
zijn; maar een echte en hartstoch
telijke liefde vraagt niet naar zulke
kleinigheden, zooals een groot verschil
in jaren. En tot je eer mag ik toch
zeker wel aannemen, dat je hem lief-
hebt."
Zij keek hem recht in het gelaat en
haar oogen schoten vonken:
„Ik zal je in 't geheel niet meer
antwoorden, wanneer je voortgaat op
deze wijze tot mij te spreken. Je
toorn mag ik dan verdiend hebben,
niet echter dezen tergenden toon. Dat
ik niet tot de vrouwen behoor, die
tweemaal in haar leven kunnen lief
hebben, weet je goed genoeg."
Hij stond op en zijn donkere wenk
brauwen trokken zich samen, terwijl
hij dicht voor haar ging staan.
„Dan heb je je dus aan hem ver
kocht, Edith! En je meent je tegen
over mij te kunnen rechtvaardigen
door mij dat te bekennen?"
„Ja! Want als ik mij gisteren niet
aan hem verkocht had, dan zou ik
morgen of overmorgen misschien ge
dwongen geweest zijn, mijn lot aan
dat van een onwaardige te verbin
den, Ben je niet in staat, dat te be
grijpen?"
„Niet geheel en al! Er zijn meisjes,
die onder nog slechter omstandighe
den jarenlang gewacht hebben op de
vereeniging met den man, wien haar
liefde toebehoorde."
„Zeer wel mogelijk, hoewel ik ver
moed, dat deze heldhaftige meisjes in
hartroerende novellen en gedichten
heel wat vaker voorkomen, dan in het
werkelijke leven. En je mocht van mij
niet verwachten, dat ik zoo'n novel-
lenmeisje tot voorbeeld nam. Indien ik
wat anders voor je had kunnen doen,
iets grootsch, iets geweldigs, geloof
me, dat ik zonder aarzelen daartoe
bereid zou zijn geweest. Een vrij
willig, langzaam wegkwijnen onder de
ellendigste, onverdraaglijkste omstan
digheden echter is geen offer, zooals
men dat van een meisje als ik ben
mag verlangen."
„Het valt jou, naar ik zie, tenmin
ste niet al te moeilijk, je geweten ge
rust te stellen."
„Bespot mij maar gerust! Ik mocht
tenslotte ook niet verwachten, dat je
edelmoedig gestemd zoudt zijn, daar
het je zoo gemakkelijk valt mij door
het bewijs van je verachting te straf
fen."
Schouderophalend wendde Artois
zich af.
„Het is onbegonnen werk met een
vrouw te redetwisten, die haar zon
den wil verontschuldigen! Het zou
mij zelfs niet verwonderen, dat je mij
tenslotte overtuigde, dat ik alleen hier
de schuldige was. Je ziet, dat ik zoo
rustig en verstandig ben, als je het
maar eenigszins wenschen kunt. Ik
zal geen scène maken en ik denk er
niet over, mijn medeminnaar met ver
gif of dolk uit den weg te ruimen.
Kun je van een man, die zich in zijn
levensgeluk bedrogen ziet, nog meer
langen?"
„O, je weet heel goed, dat je me
niet zwaarder kunt treffen, dan juist
door deze gehuichelde onverschillig
heid. Maar hoe zou ik je een verwijt
mogen maken? Antwoord me slechts
op één vraag: Zul je het contact tus-
schen jou en Dr. Giersberg verbre
ken?"
Artois antwoordde niet onmiddel
lijk. Hij was weer gaan zitten, het
rechter been over het linker geslagen
en scheen met veel aandacht de lak
neuzen van zijn laarzen te bestudee-
ren.
„Misschien!" antwoordde hij toen
en na eenige oogenblikken herhaalde
hij nogmaals: „Misschien!"
„Ik dank je, Siegmund! Maar ik
wist wel, dat je het zou doen! Ik
reken mij niet tot de zwaksten van
mijn sekse; de gedachte evenwel, jou
juist nu in mijn onmiddellijke nabij
heid te weten en de voortdurende
vrees je hier of daar onverwacht en
onvoorbereid te ontmoeten, zou ik
stellig niet hebben kunnen verdragen."
„O, ik ben overtuigd, dat je een
veel te geringen dunk van je ziels
sterkte koestert. En ik zou het leven
dig betreuren, indien het anders was;
want je hebt mijn antwoord een iets
verkeerde beteekenis gegeven. Indien
ik mijn functie bij Dr. Giersberg niet
zou aanvaarden, dan geschiedt dat
stellig niet, omdat ik van plan zou
zijn de hoofdstad te verlaten. Inte
gendeel."
Hij zei dit zeer vriendelijk; maar op
Ediths gelaat vertoonde zich desniet
tegenstaande een hevige schrik.
„Niet daarom? Maar op welke
gronden dan anders?"
„Omdat ik misschien zal besluiten,
de academische richting in te slaan en
mij als privaat-docent aan de univer
siteit te verbinden. Nog geen uur ge
leden zou ik dit denkbeeld zelf voor
den grootsten onzin hebben gehou
den, want ik ken de omstandigheden
maar al te goed om te weten, dat
men zonder zeer sterke protectie er
tamelijk zeker van kan zijn, in deze
loopbaan langzaam te verhongeren.
Nu evenwel is het een geheel ander
geval; professor Wallroth staat aan
onze Hooge School als een zeer in
vloedrijk man bekend en zijn intieme
relaties moeten tot in de allerhoogste
kringen reiken."