ZeeuwenBezoekt Café „De Trocadero" „Ons Zeeland" verhalen Hoe de Kerseboomen op Zuid-Beveland kwamen door ONS ZEELAND 9 men verzuimt onze magen op alle rangen te bezetten? „Openen" wij ooit spoorwegen die alleszins betrouw baar zijn, kanalen waarop niets is aan te merken, dijken die zonder eenigen twijfel weer en wind zullen trot- seeren, terwijl onze magen kreunen om een malsch biefstukje met gebakken aardappelen, om cadetten met koffie cf om een hors d'ouevre, die van de fantasie van den samensteller getuigt? Men heeft ééns de proef genomen bij de feestelijke opening van een trambaan, men liet de uitgedoste openers met maagdelijke magen hun taak verrichten. Een dag later bleek, dat leege magen geen goede dingen kunnen verrichten. De tram deugde niet, de baan was niet dat, de locomotief maakte veel lawaai, de wagons waren niet practisch. En de feilen waren niet maar zoo heel klein, integendeel, zij waren van dien aard, dat zij allen opgevallen waren, die feestelijk geopend hadden. Geen wonder, zonder eten waren geen soliede en flinke werken tot stand gebracht. Onze dijken, spoorwegen en ka nalen, die men toch moeilijk anders dan prijzen kan, zijn behoorlijk ingegeten. Even behoorlijk, als men thans een land- of tuinbouwtentoonstelling ineet, opdat zij kan slagen, of een expositie van fokvee, met de bedoeling haar onvergelijkelijk te maken. Het maal bij een feestelijke opening is een voorwaarde van de soliditeit eener instelling, even gewichtig als de talenten en naam van ontwerper en uitvoerder. Onze voervaderen wisten dat, zij zorgden flink te kunnen eten; hadden zij dat niet gedaan, dan zou het er in onze provincie droevig uitzien. Aldus denkende, ontstond ook de spreuk „Luctor et Emergo", het fiere gezegde, dat ons bij feestelijke openingen, als we rond de zwaar beladen tafels geschaard zitten, aan enze verplichtingen herinnert. Als het een grootsche taak geldt is de Zeeuw zeer nauwgezet. Al moet hij de tanden op elkaar klemmen, al moet hij werken tot hij er bij neervalt, zoolang het om de glorie van een Zeeuwsche nieuwe instelling gaat, treedt hij tenslotte altijd als overwinnaar op den stoffelijken vijand uit het strijdperk! Deze groote plichtsbetrachting, in practijk gebracht achter de tafel, heeft een stempel op ons gedrukt. In den loop der jaren hebben we vele belangrijke werken tot stand gebracht en groote tentoonstellingen geopend. Iedere ware Zeeuw heeft vele keeren de plichten der ineterij met nauwkeurigheid vervuld. Die het niet deed, was geen ware Zeeuw. Ik kan hem er zóó uitpikken. Leerden we niet: ,,Goed Zeeuwsch. goed rond?" EGO, taillemaat ód1/*- Reguliersdwarsstr. 97, Amsterdam Middag- en Avond-Concert Zeeland in Amsterdam Per goedkoope trein zijn de provincie-genooten in de hoofdstad gearriveerd. Even den weg vragen. FERDI. Heeft iemand van jullie wel eens gehoord, hoe de kerseboomen op Zuid-Beveland zijn gekomen? Nie mand? Nu, het verwondert me ook niet, want het is al zoo heel, heel lang geleden, dat de legende, die ik jelui nu ga vertellen, wel langzamerhand met onze voorouders zal zijn uitgestorven. En hoe ik het dan weet, zult ge vrager. Welnu, ik zal het u zeggen: de zeewind heeft het me verteld, en die kan het alleen nog weten, want die was er al voordat de gebeurtenis, die de legende beschrijft, plaats greep. Nu dan, ik ga u de legende meedeelen, zooals de wind ze mij toefluisterde, toen ik languit aan den zee kant lag te droomen en te luisteren, naar het gekabbel van de Ooster-Schelde tegen onzen ouden Zeeuwschen grond. Zeer, zeer lang geleden waren er nog heelemaal geen kerseboomen bekend, en onze voorouders, die zich hier aan de Ooster-Schelde hadden neergezet, had den nog niet die mooie sneeuwen boomgaarden en ook nog niet de heerlijke, sappige kersen, die elk jaar de omstreken van Goes zoo prachtig sieren. Het waren stevige kerels, die oude Zuid-Bevelan ders, die altijd te worstelen hadden met het wilde water, dat over de dijken heensloeg, als de Noord wester was opgestoken, het water, dat hun zwaren ar beid, die zij aan den vetten kleigrond hadden besteed om het graan te zaaien, weer gansch en al te niet deed. Maar ze waren taai en telkens na zoo'n overwinning van den eeuwigen vijand begonnen ze opnieuw met het werk en rustten niet, voor ze in den oogsttijd het graan in hun kleine, lage schuren hadden geborgen. En in den winter, dan zaten ze eenzaam te kouse- breien aan den grooten, open haard, en in de scheme- Vcrvolg op bladz. 12

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 9