ONS ZEELAND 13 FK ÜI FI^ETOIN GEEN GEWETEN Roman van REINHOLD ORTMANN. 7) „Men moet dan in al die ellendige gevallen zijn plicht vervullen, on danks smeekbeden en tranen, ondanks wanhoop, ziekte en nood...." ,,Maar vader Leopard, u wordt be paald „De duivel moge me halen, maar wat te veel is, is te veel! Ik zou je uit mijn practijk geschiedenissen kun nen vertellen geschiedenissen, die een steen zouden doen jammeren en ik lieg niet, als ik zeg, dat ik nog geen enkel aangenaam uurtje heb meegemaakt in deze verwenschte be trekking. Gouden bergen zou het mij opleveren! Want eer dat ik bij een arme vrouw het laatste ellendige stuk weghaal, eer enfin, ik wil er ver der niet over praten; want ik heb van de vrouwen hier in huis al ge noeg verwijten daarover moeten hoo- ren! Maar ik zeg nogmaals; Ik heb er genoeg van en ik houd het niet lang meer uit, als ik niet zelf tot den bedelstaf wil komen door dit z.g. winstgevend bedrijf." ,,Ja, dan moet u wel van den nood een deugd maken." „Vandaag is me weer zoo'n zaak overkomen uitzetting wegens ach terstallige huur; de huiseigenaar is een van de allerergste, inwendig en uitwendig zoo taai als leer en daar bij een piepjong ventje. Achter op een binnenplaats op de vierde ver dieping huisden de arme bewoners. Een steendrukker, die door zijn werk een borstkwal heeft opgeloopen en die nauwelijks nog kan kruipen. Daar bij een teer, zwak vrouwtje en vijf levendige kinderen! Als ze op straat gezet worden, gaan ze allemaal on herroepelijk te gronde. Enfin, het was natuurlijk mijn plicht geweest, dat te doen; maar ik kon het niet over mijn hart verkrijgen en ik ging naar den huiseigenaar Irmich heet hij en deed een goed woordje voor die arme menschen. Je had eens moe ten zien, hoe dat kereltje me aan gaapte met zijn schelvischoogen, alsof ik een wonderdier was. Toen ik zoo tegenover den man stond, had ik geen anderen wensch dan nog eenmaal ge durende vier-en-twintig uur onder officier te wezen en dat ik hem onder mijn commando had als recruut! Wel iswaar was het ventje veel te min ge weest om 's keizers wapenrok te dragen! Enfin, eindejijk liet hij zich tot een edelmoedige daad overhalen. Nog een vol etmaal wilde hij wach ten en als dan de huur betaald was, met alle kosten en interesten, dan konden zij wat hem betreft nog tot den volgenden termijn blijven wonen. Vijftien daalders bedraagt de heele achterstand, als ik mijn eigen kosten niet meereken. Maar nu vraag ik je, waar zal ik binnen vier-en-twintig uur deze vijftien daalders vandaan halen?" „U, vader Leopard?" vroeg de jon ge chemiker. „Wilt ge dan het geld uit uw eigen zak betalen?" De reusachtige uitvoerder der ge rechtigheid mat den vrager met een bijna verachtelijken blik. „Meen je soms, dat ze zoo maar uit den hemel zullen vallen of dat de steendrukker voor morgenavond in een loterij zal winnen, waarin hij hee- lemaal geen lot heeft? Wie anders zal het dan betalen, als ik het niet doe? De steendrukker is een eerlijk man daarop kan ik een eed doen, en hij zal het geld terugbetalen. Op dat punt ben ik een menschenkenner." Valentin Düringhoffen glimlachte en het was weer die goedhartige, vrien delijke glimlach, welke zijn mager ge zicht zulk een merkwaardig knappe uitdrukking gaf. „Ergens zal het u stellig terugbe taald of tenminste aangerekend wor den, vader Leopard," zeide hij, „en hoewel ik u helaas niet met het volle bedrag kan helpen, kan ik misschien toch een gedeelte...." „Waar denk je aan? Wil je het aan je arme moeder onttrekken om het aan een wildvreemde te geven? Neen, neen, houd die paar groschen maar! Wanneer je echter bereid bent mij te helpen die arme menschen te redden, dan kun je dat misschien op een andere manier doen. Er is hier iemand in huis, die het geld gemak kelijk zou kunnen geven, als hij maar wilde." Met een beteekenisvol oogknipte en met voorzichtig gedempte stem had hij deze toespeling gemaakt. Düringhoffen knikte begrijpend. „Juffrouw Heieen, meent u! Kan zij van haar verdiensten werkelijk zulke beduidende bedragen oversparen?" „Och, ze is gierig als een vrek! Wees ervan verzekerd, dat zij al een heel kapitaaltje opzij heeft gelegd, sedert zij met haar stenografeeren zulk een mooi duitje verdient. Maar ik mag niet meer bij haar om geld komen begrijp je? Er was een piano-onder wijzer, voor wien ik haar onlangs heb opgewarmd en de man heeft geen woord gehouden met de terugbetaling. Het zou bepaald fataal zijn, als zij mij daar nu aan herinnerde." „En nu wenscht u, dat ik met juf frouw Heieen spreek?" „Ja! Dat wil zeggen, je moet zoo doen, alsof je het geld voor jezelf noo- dig hebt. Ik zal er wel voor zorgen, dat je het haar bijtijds kunt terug geven. Mijnheer Düringhoffen durft zij het stellig niet te weigeren." „Het zal mij werkelijk niet gemak kelijk vallen, vader Leopard; maar het is in ieder geval voor een goed doel en ik zal al mijn moed bijeenrapen, hoewel nu mijn geweten al begint te knagen." „Och wat! Zij zal immers niets ver liezen. En u zult toch inzien, dat ik het geld onvoorwaardelijk hebben moet. Wel, wat is er nu weer aan de hand?" Een bleeke jongeling, met een pen houder achter het oor, had na een be scheiden tikje op de deur zijn hoofd door de deuropening gestoken. „Daar is mijnheer Smit om te in- formeeren hoe of het staat met de beslaglegging inzake Hegelmeier. Ik kan de acten niet vinden en ik weet niet, wat ik hem moet zeggen." „Laat dat maar aan mij over!" bromde Leopard grimmig. „Ik zal zelf met den man spreken. Dat is ook een van die vampyrs en als ik den naam al mocht hebben een ruwe kerel te wezen, dan wil ik me dien naam ook waardig toonen. Tot straks dus, jonge heksenmeester! En denk er aan, dat je me niet in den steek laat!" Hij verliet zwaar dampend de ka mer, een geweldige rookwolk achter zich latend. Valentin Düringhoffen echter sprak zachtjes bij zich zelf, terwijl hij den grooten man nakeek; „Wat een voortreffelijk mensch!" Hoofdstuk V. Pas toen Düringhoffen zich een uur later na veel onbeholpen, ondiploma tieke inleidingen werkelijk gereed maakte bij Heieen Leopard zijn ver zoek in te dienen, werd het den jon gen chemiker duidelijk, hoe moeilijk en pijnlijk zijn taak eigenlijk was, die hij op zich had genomen. Zooals het dagelijks gewoonte was, had de dochter des huizes zijn koffie binnengebracht en zij was half ver legen bij de tafel blijven staan, toen hij, om haar onmiddellijk vertrek te voorkomen, een onverschillig gesprek was begonnen. De vermoedelijke ka- pitaliste in de familie Leopard had waarschijnlijk haar eerste jeugd reeds

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 13