ONS ZEELAND
FKUHJ.KTOIN.
GEEN GEWETEN
13
Roman van
REINHOLD ORTMANN.
9j
Ingeborg was geen oogenblik uit
den toon van koele vriendelijkheid
gevallen, waartoe zij zich sedert het
gesprek een aanvang had genomen,
had gedwongen. Zoowel de professor
als Edith moesten wel ondubbelzinnig
ondervinden, dat zij haar meening
over hun verbintenis intusschen nog
in 't geheel niet had gewijzigd; maar
het gaf hun toch al een groote ver
lichting, dat Ingeborg van haar vijan
dige gezindheid jegens de toekomstige
stiefmoeder ook nog niet door haar
gedrag openlijk uiting gaf.
„Mettertijd zal zij zich wel in het
onvermijdelijke schikken," troostte de
professor zich, die alle dingen graag
van den lichtsten kant opnam. Het
zou immers ook al te dwaas zijn; want
zoo iets gebeurt toch bijna dagelijks."
Desondanks voelde hij tegenover
zijn dochter toch nog steeds iets van
den druk van een kwaad geweten en
terwijl hij anders gaarne een kwar
tiertje vrijgemaakt had, om het in
vroolijk gebabbel met zijn kind door
te brengen, trachtte hij thans bijna
angstig elk langer alleenzijn met haar
te vermijden. Weliswaar had zij ge
durende de laatste drie weken noch
over het voorgevallene, noch over
haar toekomstige plannen ook maar
met een woord gesproken; maar hij
las het verwijt, dat haar lippen niet
uitspraken, van haar bleek gelaat, uit
haar donkeromschaduwde oogen, die
zooveel doffer en droeviger stonden
dan vroeger; hij voelde, dat sinds dien
noodlottigen dag een onzichtbare
kloof tusschen hen was ontstaan, die
steeds dieper en dieper werd en die
misschien binnenkort reeds niet meer
te overbruggen zou zijn.
Dat hij zich onder zulke omstandig
heden in zijn eigen huis menigmaal
onbehaaglijk gevoelde, valt licht te
begrijpen en slechts daardoor was het
waarschijnlijk te verklaren, dat hij er
met een geheel ongewonen ijver op
bedacht was, zoo vaak als maar
eenigszins mogelijk was, den een of
anderen kennis als gast aan zijn tafel
te inviteeren. Slechts wanneer be
halve zijn dochter en haar gezelschaps
dame nog een vreemdeling aan tafel
zat, kreeg hij zijn vroegere onbevan
genheid volkomen terug en slechts dan
kon hij zoo beminnelijk en opgewekt
keuvelen, zooals dat vroeger bij deze
intieme familiemaaltijden steeds zijn
gewoonte was geweest.
Stellig zou hij zich onder andere om
standigheden tegen de eenigszins in
dringerige toenaderingspogingen van
doctor Siegmund Artois minder wel
willend en tegemoetkomend getoond
hebben; want zoo iets als een gevoel
van wantrouwen jegens den jeugd-
makker van zijn verloofde kon hij van
tijd tot tijd toch niet van zich af zet
ten. Nu echter kwam deze jonge man
als vrij geregeld bezoeker goed van
pas, temeer, daar hij zich steeds vol
eerbiedige hoogachting voor den be
roemden geleerde toonde en daar hij
even innemend wist te vertellen als
te luisteren.
Dat Artois niet alleen wat zijn we
tenschap betreft een flinke dosis ken
nis bezat, maar dat hij ook in 't al
gemeen voor een zeer goed onderlegd
en beschaafd man kon doorgaan, had
de professor reeds na zijn eerste be
zoek kunnen constateeren. Niet zon
der een zekere bewondering luisterde
hij menigmaal, wanneer de jonge doc
tor met de gemakkelijkheid van een
redenaar en met heilig vuur zijn in
zichten omtrent de een of andere groo
te strijdvraag ontwikkelde, die de we
reld in beroering bracht. Hij toonde
zich daarbij steeds als een man met
een helder hoofd en een warm hart,
die met zijn sympathieën steeds aan
de zijde der zwakken en onderdruk
ten stond, onmiskenbaar door den in-
nigsten wensch bezield, voor zijn deel
naar krachten mede te werken aan
ieder goed en menschliévend werk.
Dat verschillende woorden, die hij
in dit verband gewoon was te gebrui
ken, menigmaal niet geheel vrij wa
ren van een soort theatraliteit, viel
den professor des te minder op, daar
hij zelf soortgelijke hulpmiddelen bij
passende gelegenheden niet ver
smaadde.
Ingeborgs schoone oogen echter hin
gen dan dikwijls met een bijna eer
biedige opmerkzaamheid aan de lip
pen van den spreker en doctor Artois
zou een veel minder scherpziend men-
schenkenner moeten zijn geweest, als
hem de uitwerking was ontgaan, die
zijn woorden in zulke oogenblikken op
het jonge meisje teweegbrachten.
Dat deze indruk ook een blijvende
was, daarvoor ontbraken hem tot op
heden evenwel alle bewijzen; want
Ingeborg had bij geen enkele gelegen
heid haar meisjesachtige schroomval
lige terughoudendheid laten varen, die
zij bij den persoonlijken omgang met
den nieuwen gunsteling van haar va
der steeds in acht had genomen.
Tot een gesprek onder vier oogen
had zij den doctor nooit gelegenheid
gegeven en daar de mogelijkheid daar
toe dikwijls zeer nabij geweest was,
mocht Artois er niet aan twijfelen, dat
zij dit met voorbedachten rade steeds
vermeden had. Desondanks werd hij
niet moe, haar op een zeer kiesche en
ridderlijke wijze het hof te maken en
haar, voorzoover zich zulks onopval
lend liet doen, al die kleine opmerk
zaamheden te bewijzen, die men van
oudsher reeds aanwendt, om de gunst
van een jonge dame te winnen.
De professor scheen daarvan óf in
't geheel niets te zien, óf aan de po
gingen van den doctor geen bepaalde
bedoeling toe te kennen, daar hij er
nooit notitie van nam. De gedachte,
dat de onbemiddelde en nog in den
eersten aanvang van zijn loopbaan
staande jonge man met ernstige hu
welijksplannen zou kunnen rondloo-
pen, daaraan scheen hij zelfs geen
oogenblik te denken, zoodat het ge
sprek zich dan ook nooit op dat ge
bied had bewogen.
Op zekeren dag het liep tegen
het middaguur van een Zondag, waar
op doctor Artois weer aan het diner
werd verwacht -trad Ingeborg tegen
haar gewoonte de werkkamer van
haar vader binnen. De professor was
zichtbaar niet aangenaam verrast,
want haar zeer ernstig gezichtje kon
digde hem weinig vriendelijks aan;
maar hij deed toch moeite haar een
opgewekt gelaat te toonen en heette
haar met eenige schersende woorden
welkom.
,,Ik heb u iets mee te deelen, beste
vader," begon Ingeborg rustig, ,,en ik
verzoek u niet boos op mij te zijn,
dat u er nu eerst kennis van krijgt.
Ik heb een betrekking aangenomen."
Wallroth hief het hoofd op en keek
haar met groote verbaasde oogen aan.
,,Een betrekking? Wat moet dat
beteekenen?"
,,Ik heb u immers gezegd, dat het
mijn bedoeling was naar de een of
andere bezigheid uit te zien. Sinds
dien bewusten dag heb ik op alle ad-
vertentiën geschreven, die mij maar
geschikt leken. In de meeste gevallen
was het tevergeefsch, eenige dagen
geleden echter trof ik eindelijk de
juiste. Een oude dame, die een ge
zelschapsdame zoekt, heeft mij naar
aanleiding van mijn brief en mijn daar
op gevolgd persoonlijk bezoek, geën
gageerd."
In het gelaat van den professor trok
het verraderlijk. De opwinding, waar
in hij geraakt was door de met vol
komen onverschilligheid uitgebrachte
mededeeling zijner dochter, spiegelde