mm EN PCEDEI5
P p/j
Schetsen uit Zeeland.
F L
J - *t J
Van eene Koningsdochter
10
Voorloopig zal ik me nog maar, zittend te midden
van onze Zeeuwsche vrouwen, denken, bij het schrijven
van mijn wekelijksch „causerietje", in afwachting
van. Hier werden mijn gedachten afgeleid door de
kinderstem naast me:
„Ik ben toch blij, dat U er zoo niet uit ziet!"
„Waarom?"
„Och, zulk haar en zóó'n japon, 't Zou U zoo
raar staan!"
„Wel, jij kleine wijsneus, ga jij maar gauw dat mooie
boekje uit'ezen, waar je gister in bezig was," zoo voor
kwam ik verdere kindercritiek.
Wie er al niet meepraat over „hoe het staat!" Als
de kleintjes reeds hun op- en aanmerkingen over
Moeders uiterlijk en toilet hebben, zouden dan de
grooten niet nog meer zien, al wordt het niet altijd
gezegd
Maar is het eigenlijk zoo vreemd, dat er door onze
huisgencoten verwacht wordt van ons, dat we ook aan
eigen ukerlijk eenige zorg besteden? Een paar weken
geleden schreef ik reeds, dat een gezellige sfeer in
huis eerst ontstaat, als we aan elk voorwerp afzon
derlijk even onze volle aandacht wijden. En wij maken
toch ook deel uit van de omgeving onzer huisgenooten.
Dus zijn we verplicht ook aan ons zelve de noodige
zorg te geven, willen we de harmonie van het geheel
niet verstoren. Stel, dat alles in de kamer er vroolijk
en prettig uitziet, dat het theelichtje brandt en dat
Moeder er achter zit, met een vale vieze japon vol
vlekken, met slordige haren, met. maar laat ik U
al dat onfrissche besparen: een Zeeuwsche huisvrouw,
die haar huis weet op te knappen, zal immers wel
zorgen „netjes" te zijn. Maar waarom zouden we nog
niet iets meer doen? Waarom niet ook hier het „Make
the best of it" in toepassing brengen?
Zou het dan ij del zijn, eens een oogenblik voor den
spiegel te gaan staan, om te onderzoeken, welke kleur
het best bij ons haar, bij onze gelaatstint past? Bij de
nieuwekussenovertrekken zochten we toch ook naar
tinter-harmonie! Er is een rijk kleurengamma, om
uit te kiezen, maar hoeveel vrouwen, die door ouder
dom, zware zorgen of slechte gezondheidstoestand haar
vroegere frissche gelaatskleur verloren hebben, ver
geten, dat zij veel meer beperkt zijn in de keuze van
kleuren, die haar „staan", dan haar onder gunstiger
omstandigheden levende zusters!
Ook het model van onze japon moet volkomen pas
sen bij de meer of mindere slankheid van ons figuur,
om een „goed geheel" te krijgen. De manier, waarop
we onze haren „opmaken" of gladborstelen, of laten
knippen, moet geheel afhangen van de lijnen van ons
geMat, den vorm van ons hoofd. Alweer de spiegel,
die ons helpen kan. Maar behalve in den spiegel zullen
we toch zeker ook een blik in ons innerlijk leven moe
ten slaan, want immers verkeerde gevoelens: boosheid,
jalouzie en zoo meer zijn in staat het liefste gezicht
te bederven, terwijl zachtheid en goedheid bekoring
kunnen geven aan vrouwen, die niet het minste uiter
lijk schoon bezitten. Vooral dan moeten we op goeden
voet met ons geweten staan, wanneer de rimpeltjes
komen. De rimpels, die onze ziel weerspiegelen, de
rimpels, die boekdeelen vertellen van de gewoonten,
ONS ZEELAND
de fouten, kortom de eigenschappen der eigenares. We
kennen allen wel een of meer aardige oude-dames-
gezichten met fijne groefjes bij den mond, die op
vroolijkheid wijzen, fijne plooitjes rond de oogen, die
van goedheid spreken. De rimpels, die hun sporen op
het voorhoofd trekken, duiden zeker op nadenken en
inkeeren inzichzelf. Wanneer men de rimpels aldus
kan bekijken, en zien dat geen verkeerde gevoelens
ze hebben gegroefd op het vrouwengelaat, welnu dan
zijn ze ook niet leelijk. En in ieder geval zullen zij,
die ons liefhebben, ze veel mooier vinden dan de starre
gelaatsmaskers, die sommige vrouwen zich maken met
kunst- en vliegwerk, met pasta en poeder. L. B. M.
Breeduit ligt de groote Schelde,
speelt haar golven langs het strand,
héél ver blinkt het blauw der Noordzee,
mooie zee van Nederland.
Hollands golven, Zeeland's stroomen
torsen saam een kostbaar pand,
't is een Vorstenkind, dat heen vaart
naar Heur kronings-toekomstland.
Schoone bloem van 't verre Noorden
doet de lage landen aan,
prinsebruidje zal verlangend
r.aar Haar liefste verder gaan.
Over 't machtig-groote water
naar Haar schepen-eerestoet
dondert land-aan-landenhulde:
Nederlands' kanonnengroet.
Als de schepen straks verwazen
in de verte van de zee,
staart ze Holland's volk eerbiedig
turend na op Vlissings' ree.
Reeds onzichtbaar zijn de booten,
maar één beeld, dat blijft hen bij
als een sympathiek tooneeltje,
éven-stil en roerend-blij.
't Is een groote oorlogsbodem
Op de wijde, wijde zee
met een wuivend, slank figuurtje,
varend op dien zeereus mee
Om de schepen ruischt de Schelde,
't aloud Nederlandsch domein;
zal eens deze Koningsdochter
Koningin der Schelde zijn?
WILLEM TELL I!
VIII.
Kiek, alwee een schriefsel van Knelis zun wuuf, in
plekke van den baes zelfs, zullen julder wel zeggen,
mae dit zit zoo, weet je: „Knelis, eit nooit zoovee op