KERSTNUMMER
„ONS ZEEUND"
Van eigen bodem
Willebrord op Walcheren.
6
ONS ZEELAND
In de eerste eeuwen van onze jaartelling waren de
Zeeuwsche eilanden, voor zoover ze niet bestonden uit
schorren en slikken, bewoond door een volk dat hoofd
zakelijk zijn bestaan vond in visscherij en landbouw.
De godsdienst dien zij beleden was waarschijnlijk het
algemeen-Germaansche geloof, de dienst van Wodan
en Donar, van Tyr en Trijn. Het voornaamste van de
Zeeuwsche eilanden, Walcheren, dat destijds zelf ook
weer uit een aantal kleinere eilandjes bestond, scheen
van ouds in een zekeren reuk van heiligheid te staan.
De Druidendienst had hier een van zijn middelpunten.
In de dichte eikenbosschen lazen de wichelaars den
wil der goden uit de runen en de ingewanden der ge
slachte dieren, maar ook werden den hemelingen
menigmalen bloedige menschenoffers gebracht. Hier
was ook het overzetveer der dooden naar het verre
rijk van Helu, en misdadigers vonden op het eiland
een veilige schuilplaats. Het kortstondige verblijf der
Romeinen, die aan de Noordkust van het eiland een
vlootstation hadden, bracht den inboorlingen slechts
weinig beschaving aan, waarvan de sporen binnen wei
nige tientallen jaren na hun vertrek nagenoeg geheel
waren uitgewischt.
Intusschen was het licht van het Christendom over
de wereld opgegaan. Na een harden strijd van eeuwen
was de nieuwe leer over een groot gedeelte van Zuid-
Europa verbreid, en nadat het eerste Rome uit de
Noordelijke gewesten verdreven was, deed het tweede
er zijn intrede. De eerste predikers die in deze landen
het Christendom hebben verkondigd, waren Eranken en
kwamen uit het Zuiden. Van St. Eligius en St. Aman-
dus lezen we, hoe ze arbeidden onder de woeste kust
bewoners van Vlaanderen, maar zonder veel succes.
Het is niet onmogelijk dat zij ook tot in de Zeeuwsche
landen zijn doorgedrongen, maar stellige berichten
hieromtrent zijn ons niet overgeleverd.
Met meer resultaat werd het werk der Angelsak
sische zendelingen bekroond, misschien omdat de be
volking van deze gewesten hun Neder-Saksische taal
beter verstond dan de Frankische. In 690 trok bisschop
Willebrord, later tot aartsbisschop der Friezen ver
heven, uit Engeland naar de Friessche (en Holland-
sche) kuststreken, waar hij weldra, te Utrecht, een
bedehuis stichtte. Dat zijn prediking al zoo spoedig
resultaten had, is zeker niet het minst te danken aan
de omstandigheid, dat Willebrord de taal der bewoners
van deze landen machtig was.
Op zijn tweeden tocht, in 694, begaf de groote
apostel der Friezen zich allereerst naar het, tevoren
door hem nog niet bezochte Zeeland, waar hij aan het
strand van Westkapelle landde. Hier vond hij een
bevolking van ruwe visschers, afstammelingen der
Deren die zich in oude tijden aan Walcherens West
kust hadden neergezet, een volk dat in zijn onbe
schaafdheid waarschijnlijk zelfs nog niet tot beelden
dienst was gekomen, maar niettemin bijgeloovige vrees
koesterde voor de oude beelden die de Romeinen op
deze stranden hadden achtergelaten. VTllebrords eer
ste werk was, een dezer beelden stuk te slaan men
heeft wel eens gegist dat het nog bewaard wordt bij
de collectie Romeinsche beelden, die tegenwoordig in
het Museum van het Zeeuwsch Genootschap der
Wetenschappen te Middelburg berusten, en waarvan
juist de groote gebroken zijn. Deze moedige, maar
misschien wel wat onbezonnen daad van Willebrord
vervulde de inboorlingen met vrees voor de wraak der
onbekende goden, en een der Westkappelaars sloeg
den heidenzendeling met zijn knots neer. Zijn reis-
genooten, een elftal aanzienlijke en eveneens tot het
Christendom bekeerde Engelschen, wilden den aan
valler te lijf, maar door hoogere machten bewaard rees
de apostel ongedeerd op, en schonk den heiden genade.
De hemel bestrafte echter den al te vermetelen af-
li n 11 ii 11111111111 ii i n iiiii iiiiiiiiiiiiiiii i mini ui min j iiiiii i n
In December verschijnt ons Kerst
nummer, dat tal van bijdragen van
bekende litteratoren en vele fraaie
illustraties zal bevatten. Men ver
zekert zich het bezit van het Kerst
nummer, door zich vóór dien tijd
te abonneeren op „Ons Zeeland".
godendienaar; terstond na zijn onbesuisde daad beving
hem een razernij, en nog drie dagen doorstond hij de
folteringen van den waanzin, eer de dood hem uit zijn
lijden verloste.
Westkapelle was dus de eerste plaats in Zeeland,
waar de leer van het Christendom werd gepredikt. Van
hier vervolgde Willebrord zijn reis langs het strand in
Zuidelijke richting. Hel brandde de zon op het gloeien
de zand, geen boom of struik liet de moede wande
laars in. zijn schaduw verpoozen, en met de zee in
haar eindeloosheid vóór hen, versmachtten de vreem
delingen van dorst. Toen dacht Willebrord aan den
Godsman Mozes, die eenmaal water uit de rotsen had
geslagen toen het volk der Joden van dorst dreigde
om. te komen. Met half verstikte stem bad hij dat
het wonder zich zou herhalen, als lafenis voor den
dorstenden, maar tegelijk als een teeken voor de on-
gelocvigen tot hun bekeering. En de hemel bleek ook
ditmaal met den apostel te zijn, want toen zijn staf op
den bodem sloeg, ontsproot uit het dorre zand een
klare waterstraal, die onafgebroken en rijkelijk voort
bleef stroomen. In later tijd ontstond hier een vis-
schersdorp, en nog steeds houdt de Willebrordsput te
Zoutelande de herinnering aan het wonder dat hier
eenmaal plaats vond levendig.