ÜP WALCHEREN
ONS ZEELAND
3
nier, die verdwaald was, eenige bommen liet vallen op
ons in zoete rust verzonken stedeke, waardoor enorme
schade werd aangericht in een deel der stad en waarbij
helaas ook eenige slachtoffers vielen.
De materiëele schade werd spoedig hersteld en na
dat eindelijk, na veel papier er over te hebben ver
morst, de Engelsche regeering er van overtuigd kon
worden, dat een Britsch vlieger deze onheilen had ver
oorzaakt, tastte Engeland diep in de beurs en werd
de aangerichte schade ruim vergoed, d.w.z. de mate-
rieele schade, want de menschen-levens konden niet
meer worden teruggegeven.
De ruime schadevergoeding werd natuurlijk besteed
voor den opbouw der vernielde eigendommen, maar
een bedrag van ongeveer 4800 bleef over en werd
in kas gehouden.
Het comité heeft thans machtiging verleend dit potje
aan te spreken en te bestemmen als tegemoetkoming
in de kosten, noodig voor de restauratie van het klok
kenspel van den stadhuistoren.
De Britsche regeering heeft dus hier helpen bijdra
gen aan de verfraaiing van het carillonspel van de stad,
waarover eenige jaren geleden een aviateur zijn onheil
brengende lading uitstortte, terwijl een Engelsch klok
kengieter het materiaal voor een nieuw carillon levert.
Binnen afzienbaren tijd zal dus zeer waarschijn
lijk een welluidender klank van den stadhuistoren over
stad en land weerklinken, dan die welke men gewoon
was te beluisteren sinds de dagen van ouds.
M. d. P.
„Vosche soppen" en 't keutje; over
een aardig gebruik op Walcheren.
Het gebeurt me herhaaldelijk, dat een of ander mooi
wijsje maar niet aflaat van me te terroriseeren. Eet ik
mijn boterham, dan deunt het mij door het hoofd en
dwingt me tot rythmisch kauwen; loop ik over de
straat, dan klinkt het me in het oor op de maat van
mijn schreden; zal ik mij scheren, dan dwingt het me
tot rythmisch inzeepen. Het laat me niet los. Dat is
het ongeluk van muzikaal te zijn. Een mensch zou er
zich soms muziek-kaal om wenschen. Houden ernstige
zaken mijn belangstelling gevangen, dan heb ik er geen
last van. Daaraan schrijf ik het dan ook toe, dat ge
durende deze week, op Walcheren zoo arm en aan fei
ten en gebeurtenissen, mijn gedachten maar steeds
bezig zijn met ,,vo(r)sche soppen". Wat dat is? Ik
zal 't U zeggen, 't Stuk speelt op Walcheren, op 't
platteland en alleen in November. Een uwer kennissen
heeft het plan om (a.s. Dinsdag b.v.) zijn keutje" te
slachten. Ge ontvangt eenige dagen te voren de uit-
noodiging om „vosche soppen te komen eten". Ge
neemt de uitnoodiging aan en in den namiddag van den
bewusten Dinsdag om een uur of drie stapt ge met uw
wederhelft er op af (zonder wederhelft mag 't ook).
Na de gewone begroeting ontdoet ge U van hoed en
jas en neemt plaats in de familiekring. Al ras staat
er een kop thee met kruidnagelen of foelie dampend
vóór U. Al pratend over koetjes en kalfjes in let
terlijken en figuurlijken zin en over den ,,oest",
laat ge de eene kop thee na de andere, vergezeld van
„snoep", den weg gaan van alle thee, rookt ge (man
zijnde) een sigaartje en helpt ge (ik hoop: op onder
houdende wijze) de menschen om den namiddag aan
genaam te dooden. Ondertusschen is de koffie gezet
en 't duurt niet lang of deze gaat de thee achterna in
gezelschap van een of meer lekkere boterhammen
krenten- of kruidenbrood. Is dit deel van 't programma
afgewerkt, dan wordt de draad van 't gesprek weer op
gevat en in afwachting van 't geen straks zal vol
gen levendig gediscussieerd over 't „keutje"; over
de groote reuzeis, 't dikke spek enz., kortom over alle
deugden van het ex-dier in kwestie, dat reeds in frag
menten op de zonderlingste wijze door elkaar in 't
zout ligt.
Ondertusschen dringt U door de af en toe geopende
deur een mengsel van geuren in den neus, waarin ge
die van peren, rapen, aardappelen en gekookt varkens-
vleesch kunt herkennen en verhelderen zich de ge
zichten der aanwezigen: een verschijnsel, dat gepaard
gaat met het kwijnen der conversatie. De tafel wordt
gedekt en de bedrijvige huisvrouw, wier hoogroode ge
laatskleur niet alleen het gevolg is van blakende ge
zondheid, maar ook van de drukke bezigheden bij de
gloeiende kachel, draagt een massa schotels op, waar
op ge de gerechten herkent, die zich bereids door hun
geuren aankondigden. Eén schaal is met een grauw
achtige substantie gevuld, die ge niet kent. 't Zijn de
„sopjes", kleine stukjes brood zonder korst, in warm
vleeschnat geweekt. En als de huisvrouw de tafel
nog eens heeft overzien, gaan de petten af (een Wal-
chersche boer houdt zich binnenskamer gedekt) en
spreekt het hoofd des huizes het gebed uit. Nauwe
lijks is het „amen" van zijn lippen of onder vroolijken
kout en kwinkslagen begint op al deze schotels een
algemeene aanval. Ge neemt van alles wat op uw
bord (geen spek of vleesch), voegt daarbij een paar
eetlepels vo(r)sch-vet en eet er van zoo lang en zoo
veel als 't U lust.
Zijn allen daarmee klaar, dan verdwijnen de scho
tels om plaats te maken voor één schotel met. een
lillend „keelstuk", de ooren, de pootjes, het hart, 't
staartje ook, en kiest ge een stukje naar uw smaak,
om het met een „stikje" brood te verorberen. Daarna
drinkt ge nog een kopje thee (als voren) en de „vosche-
soppenavond" is om.
Ge gaat naar huis en met een volle maag naar bed.
Ik heb dat meer dan eens meegemaakt en er hoe
wel het me niet schaadde altijd (lichtelijk bevreesd
voor mogelijke naweeën) tegen opgezien. De Wal-
chersche boerenbevolking deelt die vrees niet en leeft,
vooral als ze deel heeft aan een grooten familie- of
vriendenkring, gedurende de geheele Novembermaand
in een voschesoppenavondstemming, V,