REFFER5 EM PCEDEL5 Echte Zeeuwsche Boterbabbelaars J. B. DIESCH' Het dreigend dansverbod te Hulst. Het voornaamste. 6 ONS ZEELAND In t Zuiden van onze provincie ligt Hulst, een verstandige stad, daar was in de hoogwijze Vroedschap een zeer eigenaardig debat. Men wou daar den dansvloer ontvolken en was (ja, wat denkt U ervan?) op t voorbeeld van grootere steden, een dansverbodkwestie van plan. De menschen van onder de zestien, die mochten (o, schooljeugdfatsoen) op, om of wel boven den dansvloer geen rhytmische gekheid meer doen, de gróótere kleinere menschen, (van zestien tot achttien jaar dus) slechts onder de critische blikken van oudere Pa, Broer of Zus. (Wanneer dit critieke geleide iets anders dan 't grut critiseert, dan zullen de kleinen bewijzen, wat t kleine van 't groote meest leert.) Wanneer men in Hulst dan een bakvisch ten dans vraagt, dan is het de eisch te vragen: „Waar is Uw geleide?" „en waar Uw geboortebewijs?" „Waar heeft U Uw koepokkenbriefje?" „Is 't Zus of Ma, die op U let?" „En is dit soliede geleide wel boven de zuurballenwet?" Eén Raadslid dat moet nu beslissen, men wacht tot den volgenden keer; op straat lacht het bakvischje smeekend verleidelijk: „Toe nou meneer!".... En als dan dit Lid met zijn „Veto" het dansverbod toeroept „Verdwijn!", zou ik voor de grap gaarne eens dit gemeenteraadslid willen zijn. WILLEM TELL II. MET GOUD BEKROOND Alleen echt met het merk J. D. CHOCOLATERIE „IN DEN ZOETEN INVAL" LANGE BURG C 110 MIDDELBURG Bestellingen boven f 2.50 franco Nu hebben we reeds van alles besproken, wat wij, vrouwen, moeten doen en laten om onze mannen in zoete kluisters te houden, om onze kinderen na hun dagtaak intens naar „huis" te doen verlangen. We hebben onze kamers gezellig gemaakt, voor smake lijke gerechten gezorgd, ons uiterlijk niet verwaar loosd, we hebben ons zelfs voorgenomen, van tijd tot tijd ook ons innerlijk te bestudeeren; niet boos, niet driftig, niet jaloersch zouden we zijn, want immers de rimpeltjes op ons gelaat zouden alles verraden, en. de harmonie van het geheel verstoren. Maar het allervoornaamste, dat, wat, naar ik meen, het meest noodzakelijk is voor ons aller huiselijk ge luk, is nog niet genoemd: een opgewekt humeur. Want al hebben we alle slechte eigenschappen, als boosheid, drift enz. overwonnen, als Moeder „down" tevreden zit, geeft het een druk op alle huisgenooten; en wat hebben we dan bereikt met onze gezellige kameraan- kleeding en al het andere, als de vreugde ontbreekt? Die vreugde moet niet alleen op ons gezicht te lezen zijn, maar ook werkelijk binnen in ons leven, wil ze ook in staat zijn, anderen te verwarmen. Toen Schiller zijn lied „An die Freude" dichtte: „Freude schoner Götterfunken"enz,, door Beet hoven's heerlijke negende symphonie wereldkundig ge worden, had hij daartoe bijzondere reden: Zijn leven was toen enkel vreugde. Doch dit kunnen we maar van heel weinigen zeggen, lang niet voor ieder bloeit zóó de vreugde. Maar al zijn onze zorgen nóg zoo velen, zouden we niet allen iets van die vreugde kunnen ontdekken, als we maar wilden zoeken? Hoe zullen ooit onze man nen hun tegenslag in zaken, onze kinderen hun hon derd kleine en groote teleurstellingen kunnen over winnen, als niet Moeder de lichtpuntjes weet te vinden Waarom zouden we niet allen met den Duit- schen dichter zingen: Geh'aus mein Herz, und suche Freud, In dieser schonen Sommerzeit. In onze jeugd verstonden we onder „vreugde" aller lei pretjes, maar nü weten we, dat er behalve de vreug den van buitenaf, ook anderen zijn, die van binnenuit komen, dat het genot niet nagejaagd moet worden, dat het geen doel is, alleen gegeven om te genieten, maar dat de vreugde alleen het middel is, om ons te sterken op onzen pelgrimstocht. En daar moet toch voor elk van ons een vonk van die vreugde gloeien! Welke vrouw zou durven zeggen, dat zij ter wereld niet meer heeft, waarin zij, zoo zij wil, die vonk kan zien?

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 6