ONS ZEELAND Schetsen en Verhalen. Napoleon in Zeeland. 7 Wij moeten leeren dankbaar het oogenblik te ge nieten, als de hemel helder is. .De zwakke mensch, in dit weemoedig leven, Hij heeft een weinig vreugd zoo noodig voor zijn hart, zoo zong de Genestet in zijn gedichtje, dat hij ,,Men- schelijk" noemde. Ja, wij hebben het noodig, voor ons zelf, en voor de menschen om ons, en als wij, vrouwen, door ons vermogen om te genieten voor eigen opwekking en veerkracht blijven zorgen, dan moéten alle huisgenoo- ten vanzelf aangestoken worden door onze gezonden levenslust. .,,Want vreugd' is licht en bruist als eed'le wijn, En weldra blijkt de zielekelk te klein En haar kristal te klaar om te verheelen," L. B. M. door JAN VERMEER. Driemaal heeft Napoleon ons gewest bezocht, een maal als consul, de beide laatste keeren als Keizer. Zijn eerste bezoek had plaats in 1803 en was slechts van zeer korten duur. In den morgen van den 8sten Juli van dat jaar zette hij te Vlissingen voet aan wal, waar het stedelijk bestuur hem natuurlijk met de noo- dige plechtigheid verwelkomde. Vervolgens nam hij de batterijen, 's Lands Magazijn (het arsenaal), het dok, de werf enz. in oogenschouw en vertrok reeds 's mid dags per rijtuig naar Middelburg. Daar aangekomen stapte hij op de Markt uit en besteeg zijn paard. Het viel den Middelburgers op hoezeer zijn eenvoudige, haast slordige kleeding afstak bij de kostbare unifor men van zijn generaals. Behalve door den magistraat, werd Napoleon hier ook door het Departementaal Be stuur verwelkomd. Nadat hij de troepen en de ge wapende burgerij had geïnspecteerd, reed hij te paard de Noordpoort uit en ging buiten de stad om weer naar Vlissingen terug, vanwaar hij terstond naar het Land van Cadzand overstak. De leden van het Departemen taal Bestuur, die om een audiëntie hadden verzocht, keerden onverrichterzake naar hun woonsteden terug, en de Middelburgsche heeren moesten het diner, dat zij voor Napoleon hadden aangericht, zonder hem ge bruiken. Reeds in de maand September van hetzelfde jaar vatte Napoleon het plan voor een tweede bezoek aan Zeeland op, en reeds waren in Vlissingen twee huizen voor hem gemeubileerd, toen hij plotseling, om welke redenen is niet bekend, van zijn plan afzag. Bijna zeven jaar zou het duren eer de Zeeuwen hun gebieder weer terug zouden zien. Napoleon's tweede bezoek aan Zeeland, dat dit keer van langeren duur was, greep plaats in 1810. Veel was er in de voorafgaande jaren gebeurd. De kleine korporaal was de machtigste heerscher van Europa ge worden, maar ten koste van het lijden van duizenden. Ook Zeeland had in de algemeene ellende haar deel ruimschoots gehad. Zwaar had het land geleden onder de Fransche overheerscher, maar niet minder zware rampen had het te doorstaan gehad onder de bezetting van de Engelsehen, die als bondgenooten waren ge komen. In de laatste dag en van December 1809 wa ren de Engelsche schepen weggezeild, en toen het weer voorjaar werd, kwam Napoleon zijn heroverd gebied voor de tweede maal bezoeken. Den 9en Mei 1810 begaf hij zich over Goes naar Walcheren, waar hij nog in den morgen te Rammekens landde. Behalve zijn tweede gemalin Maria Louise, vergezelde hem een aan zienlijk gevolg, de koning en de koningin van West- falen, de onderkoning van Italië Eugène de Beauharnais, de stiefzoon van den Keizer de konin gin van Napels Napoleon's zuster prins Metter- nich en vele anderen. Terwijl de dames uit het gezel schap langs den Havendijk in rijtuigen naar Mid delburg reden, was Napoleon met de mannelijke leden van zijn gevolg terstond te paard gestegen om Vlissin gen te bezoeken. De aanblik der door het bombar dement der Engelschen deerlijk geteisterde stad, schijnt den Keizer niet gunstig te hebben gestemd, wat dan ook enkele uren later reeds tot uiting zou komen, 's Avonds om 7 uur vertrok Napoleon met een klein gevolg langs den (ouden) Vlissingschen weg naar Mid delburg. Aan de herberg het Groenewoud stond de magistraat en een compagnie burger-grenadiers, ge reed om hem te verwelkomen. De burgemeester Mr. Jacob Hendrik Schorer bood hem de sleutels der stad aan, maar Napoleon wilde ze niet aannemen, en in plaats van wederzijdsche plichtplegingen, kregen de verbaasde omstanders den volgenden interessanten dialoog te hooren: Ik wil uw sleutels niet hebben. Hebt U de sleu tels aan de Engelschen, bij hun intocht, niet aange boden en de stad doen illumineeren? Sire! de sleutels zijn nooit aan de Engelschen aangeboden, en evenmin is de stad geïllumineerd geweest. Wie bent U Sire! mijn naam is Schorer. Wat doet U? Ik bekleed den post van burgemeester. De burgemeester is een schurk; hij zal streng gestraft worden. Na deze woorden gaf Napoleon zijn paard de sporen en reed met een vertoornd gezicht de stad in, terwijl generaal Gilly, die voor hem uitreed, den Middelbur gers toeriep: Daar komt de Keizer, roept nu: Leve de Keizer! In de Abdij nam het hooge gezelschap zijn intrek. Nog denzelfden avond wist burgemeester Schorer den Keizer een adres in handen te stellen, waarin het misverstand werd opgehelderd. Wat was namelijk het Vervolg op bladz. 10

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 7