ONS ZEELAND 13 FEUIIJ^ETON. GEEN GEWETEN Roman van REINHOLD ORTMANN, 12) Hoofdstuk VIII. Professor Wallroth bereidde zijn laatste college voor, dat hij zou hou den, alvorens zijn verlof van vier we ken een aanvang zou nemen, dat hij naar aanleiding van zijn aanstaand huwelijk genomen had. Over drie da gen reeds zou de bruiloft plaats vin den, die volgens de overeenstemmen de wenschen der beide verloofden zonder eenig grootsch feestvertoon gevierd zou worden. Er waren slechts weinig intieme vrienden voor 't diner uitgenoodigd, dat in een voornaam restaurant gegeven zou worden en de professor had een huldebetuiging, die de studenten den algemeen geëerden leeraar daar wilden brengen, met be leefde beslistheid afgewezen. Oogenschijnlijk zag hij zelf den ge- wichtigen dag niet zonder een soort onbehaaglijk gevoel tegemoet. Zijn huiselijke omstandigheden waren se dert den dag, waarop hij Ingeborg de toestemming tot het aanvaarden van een ondergeschikten werkkring bot weg geweigerd had, allesbehalve ver beterd en er was een toestand van pijnlijke spanning ingetreden, die hem bijna onaangenamer aandeed, dan een herhaling van dergelijke tooneelen het had kunnen doen. Hij meende op het gelaat zijner dochter te lezen, dat de zaak voor haar geenszins als afgedaan beschouwd werd, dat zij nog een of ander bijzonders in den zin had en de onzekerheid, waarin hij door haar hardnekkig stilzwijgen omtrent haar plannen voortdurend verkeerde, ver schafte hem menig onrustig uurtje. Niettemin kon hij er niet toe beslui ten, haar daarnaar te vragen of den eersten stoot tot een gesprek te ge ven, dat misschien de gewenschte op heldering gegeven had en zoo ge schiedde het dan, dat er over Pro fessor Wallroths huwelijk overal el ders meer gesproken werd, dan in zijn eigen huis. Toen hij zich gereed gemaakt had om zich naar het college te begeven, was hij, gevolg gevend aan een on- weerstaanbaren aandrang, nog een oogenblik Ingeborgs kamer binnenge gaan. Het voorwendsel, waarvan hij zich daarbij bediende, was zoo door zichtig geweest, dat zij zijn wensch, om den voor alle betrokkenen zoo pijnlijken toestand tot aller tevreden heid tot een oplossing te brengen, wel onmiddellijk moest raden. En een paar maal gedurende hun kort, stok kend gesprek over de een of andere onverschillige kwestie, had hij uit haar houding, uit den blik, waarmee zij tot hem opzag en uit het zonderlinge tril len van haar lippen de conclusie ge trokken, dat ook zij innerlijk met het verlangen streed hem iets gewichtigs mee te deelen. Maar tenslotte was er toch niets van dien aard gebeurd. De gunstige gelegenheid was voorbijgegaan, zonder dat een van beiden tot een verklaring v/as gekomen. Als door een groote innerlijke on rust gedreven, liep Ingeborg na het vertrek van haar vader door de ka mer heen en weer. Wel rangschikte zij hier en daar eenige kleine kunst voorwerpen, die in alle vertrekken in overstelpende hoeveelheid prijkten, maar dat was slechts een schijnbare bezigheid, die bedoeld was als aflei ding voor de zenuwachtige opwinding, waarin zij verkeerde. Ook aan de piano kon zij schijnbaar geen rust vinden, want na een paar accoorden te hebben aangeslagen, sloot zij den vleugel weer. Met bevende vingers vouwde zij een velletje papier open, dat zij zorg vuldig tusschen haar kleeding verbor gen had en waarvan de inhoud haar stellig zeer nauwkeurig bekend was, aangezien zij thans met afwezige blik ken minutenlang op het schrift bleef staren. Het epistel droeg de onderteeke- ning van doctor Siegmund Artois en bevatte een dringend verzoek om hem dezen morgen gedurende de afwezig heid van den professor voor een nood zakelijk en gewichtig onderhoud te ontvangen. Verschillende zinswendin gen konden haar onmogelijk in twijfel laten omtrent het doel van dit in ze keren zin heimelijk bezoek. Zij moest zich dan ook zelf bekennen, dat de doctor gerechtigd zou zijn, reeds uit de omstandigheid, of zij hem afwees dan wel ontving, de beslissing te lezen. Nog was zij het echter met zichzelf niet eens omtrent deze beslissing. Met angstigen blik volgde zij den grooten wijzer, die langzaam maar gestadig zijn weg vervolgde en wel honderd maal strekte zij haar hand uit naar het knopje van de electrische bel, die het meisje zou binnenroepen, om die hand evenveel malen weer terug te trekken, nog vóór het electrische sein was overgegaan. Ten laatste ging zij naar de werk kamer van haar vader, alsof zij daar een orakel zou aantreffen, waarvan zij in dit moeilijkste uur van haar jonge leven raad en bijstand zou kunnen af smeken. Op de schrijftafel van den professor stond sinds vele jaren een miniatuur-portret van haar moeder, dat de jonggestorvene in den bloei van haar leven voorstelde en dat haar zachte, edele trekken oneindig veel beter weergaf, dan alle andere aan wezige beeltenissen. Het groote verlangen van haar ge pijnigd, van bangen twijfel vervuld hart dreef haar thans naar dit kleine portret. Maar een uitroep van smart en verontwaardiging ontsnapte aan haar lippen, toen zij zag, dat het por tret zich niet meer op de eereplaats bevond, waar het tientallen van jaren geprijkt had. In plaats daarvan blikte haar uit een zilveren lijstje het schoo- ne, koele gelaat van haar vroegere vriendin Edith van Manstein tegen en Ingeborg had op dit oogenblik een ge voel, alsof er een spottende, zegevie rende glimlach om de lippen van haar toekomstige stiefmoeder speelde. Maar nu was ook plotseling al haar twijfel verdwenen en op een geheel andere wijze, dan zij zelf eenige mi nuten geleden had kunnen denken, was aan haar onzekerheid eensklaps een einde gekomen. Met opgeheven hoofd en met vastberaden, saamge- perste lippen, verliet zij de werkka mer en begaf zich onmiddellijk naar haar eigen vertrek, terwijl zij zonder een seconde te aarzelen op het elec trische knopje drukte. „Laat den heer, die zich in den loop van den morgen zal aanmelden, zon der verdere plichtplegingen, direct hier binnenkomen," beval zij het meis je en begaf zich daarop naar den spie gel, teneinde zich te overtuigen, dat ook het laatste spoor van tranen ver dwenen was, die zij dezen morgen reeds zoo overvloedig vergoten had. Toen er spoedig daarop buiten ge beld werd, drukte zij slechts voor een ondeelbaar oogenblik beide handen op haar stormachtig kloppend hart en keerde zich daarna met een bleek, rustig gelaat naar de deur. Er werd geklopt, maar hij die op haar toonloos „binnen" over den drem pel trad, was niet de lang verwachte. In zijn slecht zittende, bijna slordige kleeding stond in al zijn linksche on beholpenheid Valentin Düringhoffen voor haar, ondanks zijn verlegenheid toch onmiskenbaar in den grond van zijn hart ten zeerste verheugd over deze ontmoeting. „Het meisje zei mij, dat ik hier maar binnen zou gaan," begon hij, daar hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 13