Daar rijdt eeri wagen Als Sint=Nicolaas komt ONS ZEELAND 11 Daar rijdt een wagen met frisse boerinnen door 't Bevelands dorp in Zondagkieedij. Ze rijden ter kerke alle zon- en hoogdagen, ze gaan naar de mis gelovig en blij. De „kapwagen" wiegt op knobbelige keien als een glimmende schrijn met venstren op zij, waarachter de blozende vrouwen bewegen bontkleurig, zo breed, zo groot, met van zij de „beuken", de doeken met gloeiende glinstring van passement, met koralen als bloed, die bloeien om roomkleurige halzen, met kappen die tooien de pimpende trekkende stoet. In de vert klept het klokje van 't landelik kerkje waarvan de spits omhoog rankt slank als een pijl; er om heen buigt de Schelde in sierlike welving, haar rimpelvlak vouwend naar horizon-ijl. Dan rijdt de wagen met 't paard driftig-dravend de huizen in sabbatsgepeinze voorbij. De dorpers trekken de blanke gordijnen en kijken glunder naar 't kerkegerij. Dan wiegewaagt het langs wuivende velden waaruit een Te Deum wiekt machtig hoog op, waar woont de Aanbidding en wiegelt de wagen in wereld van wijding in strakken galop. Dordt. M. STEVENSE. De goede bisschop uit het verre Spanje.... Welk een vreugde heeft zijn naam in den loop der jaren in tallooze huisgezinnen gebracht! Vreugde bij de kinderen, vreugde bij de ouderen, vreugde om het geven vreugde om het ontvangen van allerlei heer lijkheden, vreugde vooral om de voorbereidingen, het uitdenken van allerlei verrassingen. Het begint reeds, als nauwelijks de laatste October- dag voorbij is, als onze jeugd in de courant juichend de eerste, met een teekening van „Sinterklaas" ver sierde, advertentie ontdekt. Dan weten onze kleinen, dat de lieve Sint onderweg is, dan nemen zij zich voor, allerlei verkeerde dingen na te laten, en alleen datgene te doen, waardoor ze de gunst van dien won derlijk-machtigen man kunnen verwerven, dan beden ken de oudere meisjes met schrik, dat de handwerkjes, waaraan ze begonnen waren, nog lang niet „af" zijn en vangen met vernieuwden moed en lust aan, dan zoeken de jongens, met hun triplex en gereedschaps kistje onder den arm, een heekje op zolder, om in alle stilte de een of andere groote verrassing voor vader of moeder in elkaar te knutselen, dan helpen wij, moeders, onze kleintjes haar eerste cadeautjes zelf maken, dan begint langzamerhand die bekende sfeer van geheimzinnige vroolijkheid in huis te komen. Vaders worden met allerlei uitroepen van schrik be groet, als ze de huiskamer binnen willen komen, en op hetzelfde oogenblik verdwijnen al de kinderhanden onder het tafelkleed, mèt de verrassingen, waaraan zij juist bezig waren. Half November vinden we bij ons in het dorp althans een aankondiging in de brievenbus, dat „de Sinterklaastafel bij Jansen of Pieters gereed is", met een lange lijst van artikelen, die binnen gekomen zijn, alle „nuttige geschenken", met een uitnoodiging dit alles te komen zien en de voorspelling, dat we „verbaasd zullen staan van de enorme sorteering in speelgoed enz." Meestal wordt dit epistel nog den zelfden dag gevolgd door een dito schrijven van 's mans concurrent. Beide brieven worden door de jeugd van a tot z hardop voorgelezen, waarna er een discussie ontstaat over de vraag, waar het mooier zal zijn, bij Pieters of bij Jansen. Moeder moet be loven den volgenden dag na schooltijd dadelijk mee te gaan, want als je 't allemaal gezien hebt, kan je er zoo gezellig samen thuis over praten. En als we den anderen avond thuis komen, weet ieder kind precies aan vader te vertellen, wat er stond, waar het stond en hoè het stond. De verlanglijstjes worden meestal na dat bezoek nog wat uitgebreid en soms verkoopt Vrouw Jansen of Vrouw Pieters aan ons troepje, onder diepe geheimhouding, één der voorwer pen van de tafel, dat als „Sinterklaasgeschenk" voor moeder dienst moet doen. En als er dan juist iemand uit de stad op bezoek komt en het jammer vindt, dat onze kinderen daar nu niet eens een kijkje kunnen nemen, betwijfel ik het in alle stilte, of ze wel zóó zouden genieten, wanneer ze langs die tallooze keurige St. Nicolaas-étalages werden geleid en de groote magazijnen met hun uit gebreide collecties speelgoed binnen mochten stappen en al die onbereikbare dingen, het eene al mooier en grooter dan het andere, in oogenschouw konden ne men. Misschien heb ik ongelijk met mijn vrees voor een tikje ontevredenheid en uit paedagogisch oogpunt is het waarschijnlijk zelfs heel goed, den kinderen op deze manier te leeren, dat zij niet alles kunnen krijgen, wat zij hebben willen. Maar ik ben toch te vreden met het onvermengd dorpsgenoegen van onze jongens en meisjes. En binnenshuis kan het immers overal even prettig zijn, die laatste week vooral, als elk snippertje papier gebruikt wordt, om een „gedicht" op te schrijven, als we allen zóó vol zijn van ons gerijmel, dat we elkaar de meest gewone dingen in versmaat en op rijm be ginnen mee te deelen. Is er wel één familiefeestje, waarvoor zooveel krachten ingespannen en gewekt worden, die in het dagelijksch leven onopgemerkt, ongebruikt blijven? Welk een vernuft wordt er aan den dag gelegd, in het uitdenken van allerlei surprises, welke bedacht zame voorzichtigheid toonen onze anders zoo wilde rakkers, welk een overleg om alles te kiezen en te beramen, welke talenten ontdekken we in schilderen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 11