FEUILLETON.
GEEN GEWETEN
Roman van
REINHOLD ORTMANN.
13)
,,Hoe kan ik u daarop antwoorden,
aangezien ik nog niet weet wat u mij
wenscht te zeggen?" klonk het ge
dwongen uit de richting van het raam.
„Het was toch vanzelfsprekend, dat
ik u niet een onderhoud weigerde,
waaraan u zooveel waarde schijnt te
hechten?"
„En u zoudt werkelijk niet vermoe
den, juffrouw Ingeborg, waarom ik u
dit onderhoud verzocht? Bent u
dan heelemaal vergeten, wat ik u zei,
destijds op de gang, toen wij voor de
eerste en laatste maal gelegenheid
hadden, enkele vluchtige oogenblik-
ken onder vier oogen met elkander
te spreken?"
„Neen, dat ben ik niet vergeten,
doctor!"
„Welnu, dan weet u ook, waarom
ik thans gekomen ben. Ik ben geko
men, om het antwoord te halen, dat
u mij destijds schuldig moest blijven,
om u te zeggen, dat ik niet alleen uw
redder en bevrijder, maar ook uw slaaf
wil zijn tot aan mijn dood. Ingeborg,
mijn dierbare, geliefde Ingeborg, wijs
de hand niet af, die ik u bied, om u
als mijn meesteres en koningin door
een zonnig, gelukkig leven te leiden!"
Hoewel hij bij zijn laatste woorden
haar dichter was genaderd, lag er toch
nog altijd de ruimte van de halve ka
mer tusschen hen beiden en het klonk
nu niet bepaald als een aanmoediging
tot koenere daden, toen Ingeborg ant
woordde:
„Ik geloof u doctor, dat u het goed
met mij meent, en ik zal u daarvoor
steeds tot den hartelijksten dank ver
plicht blijven. Maar u wenscht toch
een geheel openhartig, oprecht ant
woord van mij te ontvangen, niet
waar?"
Met saamgeknepen lippen knikte
hij zwijgend. Hij kreeg een gevoel,
alsof een ijzige windvlaag plotseling
al zijn hemelhooge luchtkasteelen aan
het wankelen bracht.
„Ik wil niet vragen, waardoor u tot
de overtuiging gekomen bent, dat mijn
tegenwoordige toestand een pijnlijke
en bijna onverdraaglijke is," ging In
geborg voort, „en aangezien ik u voor
mijn vriend houd, wil ik u daarom
openlijk bekennen, dat uw vermoeden
u niet bedrogen heeft. Ja, ik verlang
van ganscher harte weg te komen uit
dit huis, waarin binnen korten tijd
een vreemdelinge de plaats van mijn
onvergetelijke moeder zal innemen.
Dit sterke verlangen evenwel ik
moet u dat eerlijk bekennen, doctor
zou ook de eenige reden zijn, die
er mij toe zou kunnen doen besluiten,
uw aanbod aan te nemen. Nog ben
ik niet in staat de liefde, die u ver
zekert voor mij te gevoelen, op de
zelfde wijze te beantwoorden en ik
vrees bijna, dat achting en dankbaar
heid u ontoereikende ersatzmiddelen
zullen toeschijnen voor datgene, wat
u in werkelijkheid van mij hoopt."
Haar woorden waren ten laatste
nauwelijks verstaanbaar geweest.
Haar zelfbeheersching, waartoe zij
zich met moeite gedwongen had, was
zichtbaar bijna ten einde. Artois wist
echter onmiddellijk den juisten,
vriendschappelijken, warmen toon
te treffen, die de situatie redde.
„Uw antwoord, dierbare Ingeborg,
verrast mij minder, dan u vermoedt.
Onze kennismaking dateert pas van
eenige weken en u hebt in den laat-
sten tijd onder den druk van zulke
eigenaardige omstandigheden geleefd,
dat het zoete wonder der liefde zich
wel nauwelijks in zijn volle heerlijk
heid aan u heeft kunnen openbaren.
Indien de omstandigheden het mij
veroorloofd hadden, dan zou ik er
ook stellig de voorkeur aan gegeven
hebben nog te zwijgen en zoo lang
in stil verlangen naar uw gunsten
gedongen hebben, totdat datgene ge
schied was, dat volgens mijn vaste
overtuiging op zekeren dag ongetwij
feld geschieden zal. Maar terwille
van uzelf heb ik gemeend niet langer
te mogen aarzelen, terwijl ik thans
bovendien de gelukkige zekerheid
bezit, dat achting en dankbaarheid
hier niets anders zijn dan de voor
boden en verkondigers der liefde;
daarom is datgene, wat u mij thans
wilt toestaan, afbetaling genoeg op 't
toekomstige, kostbare geschenk. Ook
wanneer de wereld mij als uw echt
genoot beschouwt, zal ik slechts uw
trouwe, onbaatzuchtige vriend zijn,
totdat de aandrang van uw eigen hart
u zal aansporen mij hoogere rechten
te verleenen. Bent u met deze ver
klaring tevreden, Ingeborg? En u wilt
mij nu toestaan deze lieve, aangebe
den hand als de mijne te beschou
wen?"
„Ja!" antwoordde zij toonloos en
Artois gaf haar het eerste bewijs van
zijn ridderlijke gevoelens, door haar
niet aan zijn borst te drukken, doch
door er zich mede tevreden te stellen,
haar hand aan zijn lippen te brengen.
Een siddering voer door haar leden,
toen zij de brandende aanraking voel
de, die zoo hemelsbreed verschilde
van die kus, welke Valentin Düring-
hoffen een kwartier geleden op haar
slanke vingers gedrukt had, en niet
in staat zich nog langer te beheer-
schen, bedekte zij snikkend haar
oogen met de vrijgebleven linker
hand.
„Gaat u thans heen, doctor," her
nam zij na eenige oogenblikken, ge
durende welke Artois haar teedere,
bemoedigende woorden had toege
sproken. „Ik zal mijn vader alles mee-
deelen, zoodra hij thuiskomt."
„Indien mijn raad voor u van eenig
belang is, lieve Ingeborg, dan zou ik
u willen vragen, van dat plan voor-
loopig af te zien. Het zou immers een
allesbehalve gunstigen indruk op hem
maken, wanneer de professor het eerst
uit uw mond vernam, wat zich hier
heeft afgespeeld. Laat u het maar ge
rust aan mij over, hem daarvan in ken
nis te stellen en hem om uw hand te
vragen."
„Maar het bezwaart mij zeer, dit
geheim voor hem te verbergen.
Juist nu zou ik niets willen doen,
dat hem aanleiding zou kunnen ge
ven, mij een gerechtvaardigd verwijt
toe te voegen."
„Ik begrijp uw gevoelens volko
men en ik eerbiedig ze. Nooit zou
het in mij opkomen u ervan te ver
denken, dat u langen tijd geheimen
voor uw vader zoudt verbergen.
Maar het gaat in het uiterste geval
slechts om een uitstel van enkele
uren. Vanavond nog denk ik met uw
vader te spreken, voor het geval hij
tenminste niet zal weigeren mij te
ontvangen."
„Goed dan! Ik schik mij geheel
naar uw wil. Maar het zal dan nog
noodzakelijker zijn, dat u thans ver
trekt. Hij kan ieder oogenmlik terug
komen."
Thans maakte doctor Artois geen
verdere tegenwerpingen meer en na
dat hij haar nog eens teeder de hand
gekust had, richtte hij zijn schreden
naar de deur. Halverwege bleef hij
echter staan, om op onverschilligen
toon, als gold het een opmerking van
ondergeschikten aard, te zeggen:
„Zelfs al zou het meisje daarvan
iets mogen verraden, dan zal mijn be
zoek voor den professor nauwelijks
iets opvallends hebben. Ik ben dan
op precies dezelfde wijze ontvangen,
zooals u eerst ook Valentin Düring-
hoffen hebt ontvangen. Want u hebt
hem toch gesproken niet waar?"
„Ja! De toevallige ontmoeting met
den heer Düringhoffen was mij zeer