ROOMBOTER Melk, al of niet gepasteuriseerd Coöperatieve Melkinrichting en Zuivelfabriek „WALCHEREN" Singel Tel. 83 MIDDELBURG Wal Telef. 120 VLISSINGENAagje Dekenstraat, Tel. 66 Grootste en meest moderne inrichting in Zeeland Nieuwe Fabriek m„i bebouwd oppervlakte 2200 h 12 ONS ZEELAND voorzien van het Rijkscontrölemerk wordt ook per postpakket verzonden MrDDElBlfftc Gedeponeerd Fabrieksmerk ,,0," juichte zuster Koning bijna, bezield met den meed der wanhoop. „Al is er maar een heel klein kansje, al is er maar een schijn van kans, dan zal ik hem weten te benutten, dan zal ik Adolf weten te redden." Hoewel de dokter zeer nieuwsgierig was, waarom zuster Koning professor Westdijk bij zijn voornaam noemde, toch bedwong hij zijn innerlijke gevoelens, daar het nu niet de tijd was voor eenigen uitleg. Zwij gend bogen zuster en dokter zich over den nog altijd bewusteloozen patiënt, en hielpen ze hem. Hij was zeer verminkt, maar de uiterlijke kwetsuren waren niet zoo erg als de inwendige, die de dokter en de zuster beiden konden constateeren. Zelfs in zijn bewusteloos heid kreunde de patiënt even, maar ten slotte lag hij goed verbonden neer met gesloten oogen en een was bleek gelaat. „Zuster, vroeg de dokter ernstig, toen ze klaar wa ren, „kan ik op u rekenen? Wilt u de zorg voor den patiënt op u nemen?" „Heel gaarne, dokter," was 't antwoord van zuster Koning, „en ik zal hem redden ook. „Zuster, waarschuwde haar superieur daarna weer, „belooft u niet te veel. Bedenkt u zich, voor u wat zegt. Ik kan heel weinig hoop geven, hoewel het een verschrikkelijk verlies voor onze wetenschappelijke wereld zal beteekenen, wanneer de patiënt sterft. En daarom moet ik er vooral den nadruk op leggen ons terstond te waarschuwen, wanneer u voelt dat de krachten u begeven, en er ook maar iets aan uw ver pleging ontbreekt. We mogen geen kansje onbenut laten, professor ^X^estdijk te behouden. Kan ik er zeker van zijn, dat u ons waarschuwen zult? Belooft u het? Geeft u mij uw woord?" Zuster Koning beloofde, maar innerlijk was ze er zeker van overtuigd, dat ze niet eerder rusten zou, dan wanneer ze er volmaakt zeker van was, dat ze haar patiënt gered hadEn als hij stierfNeen, daaraan wilde ze niet denken. Ze voelde zich tegen haar taak opgewassen. Ze zou strijden met den dood, en zou Adolf uit zijn klauwen redden. IV. Rusteloos was ze dagen en nachten in de weer. Wan neer de zieke zich maar heel even bewoog, was ze aan zijn ziekbed. Als hij ijlde in zijn wondkoortsen, was zij het, die een koele hand op zijn hoofd legde, en hem langzaam tot kalmte dwong. En als hij maar even teeken van leven gaf, was ook zij het weer, die hem versterkende wijn of bouillon tusschen de lippen goot, hem dwong, dat te gebruiken. Altijd omringde ze hem met de grootst mogelijke zorgen en het was dan ook voornamelijk aan haar te danken, dat de pa tiënt koortsvrij werd, in een langen gerusten slaap viel en gered was. „Zuster Koning," prees de dokter, „dat is hoofdza kelijk uw werk, dat dit leven voor ons behouden is. We danken u daarvoor. U moogt er trotsch op zijn. Maar nu moet ik het heft voor u in handen nemen. U krijgt een paar dagen verlof en u rust zich goed uit." „Maar, dokter, protesteerde het energieke meisje, „ik gevoel me in t geheel niet vermoeid, ik kan mijn gewonen dienst hervatten." Dat valt te betwijfelen," weerlegde de dokter. „En het valt aan ons te beoordeelen, of u vermoeid is of niet. Ik zie aan uw oogen, aan heel uw optreden, dat u vermoeid is, en we geven u twee dagen verlof, om weer op verhaal te komen. En wanneer u dan terug komt, dan hervat u niet terstond uw gewonen dienst weer, dan blijft u een tijdlang uw patiënt verplegen," Dit laatste deed hij vooral, omdat hij hoopte zuster Koning daarmee een dienst te bewijzen, en deze, hoe wel ze nog protesteerde, had zich ten slotte bij de besluiten van den dokter neer te leggen. Toen ze echter op haar kamers was, voelde ze eerst, wat ze van haar krachten gevorderd had, wist ze het ook noodzakelijk, dat ze rust moest nemen. En toch, toen de tijd verstreken was, haastte ze zich terug naar het ziekenhuis, verlangend als ze was, te hooren, hoe het met haar patiënt ging. Geruischloos opende ze de deur, en daardoor, mede verborgen achter het kamer scherm, was ze een onwillige luisteraar van een ge sprek, dat hoofdzakelijk haar betrof. Blijkbaar had de patiënt gevraagd, wie hem ver pleegde, want de dokter hing juist een heele lijst op van haar goede eigenschappen, zoodat ze glimlachend luisterde, maar toen het haar te erg werd, kuchte ze even, en trad ze te voorschijn. „Ha, riep de dokter uit, „daar is het onderwerp van uw dankbaarheid. Onderzoekt u nu zelf maar

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1926 | | pagina 12