fkuii >b .iorr<
GEEN GEWETEN
Roman van
REINHOLD ORTMANN.
14)
„Zwijg!"' riep zij met bevende stem.
„Praat mij niet van deze verwenschte
bruiloft en ontzeg je tenminste het
genoegen, mij bovendien nog te hoo-
nen. Ja, ik heb gedaan, wat je van
me verlangd hebt. Thans bestaat er
echter voor jou ook geen reden meer,
om mij die documenten te weigeren,
waarvan het bestaan mij zoo lang tot
je slavin heeft gemaakt. Ik ben ge
komen om ze terug te eischen mijn
eigen brieven, zoowel als dat bewuste
schrijven, waarmee mijn ongelukkige
vader afscheid van dit aardsche leven
nam. Het zou een schandelijk bedrog
zijn, indien je ook nu nog mocht wei
geren ze mij te overhandigen.
Doctor Artois volhardde onverschil
lig in zijn gemakkelijke houding, ter
wijl de rustig-opgewekte uitdrukking
van zijn knap, bleek gelaat in 't ge
heel geen verandering onderging.
„Wat zouden die onnoozele papie
ren jou kunnen baten, beste Edith?
Zij zullen bij mij beter bewaard zijn
dan op elke andere plaats en wan
neer de ambtenaar van den burger
lijken stand jou en den professor als
echtelijk verbonden in zijn registers
zal hebben ingeschreven, heb je im
mers niet in het minst meer van die
papieren te vreezen."
„Wat zeg je? Je zoudt werkelijk
den euvelen moed hebben, te weige
ren aan mijn rechtvaardigen eisch te
voldoen?"
„Men doet niet graag afstand van
zijn dierbaarste gedenkschriften en
je begrijpt, dat juist deze papieren mij
bijzonder na aan het hart liggen. La
ter wellicht over eenige jaren
zal het mij misschien eerder moge
lijk zijn, je wensch te vervullen."
Edith was de tafel genaderd, waar
aan hij zat. Het doodsbleeke gelaat
achter den sluier was geheel en al
vertrokken door hartstochtelijke haat.
Zij drukte haar tot een vuist gebalde
rechterhand op haar naar adem hij
gende borst en boog zich zoo ver
naar hem toe, dat hij voor haar fon
kelenden blik onwillekeurig even de
oogen moest sluiten.
„Ellendeling!" siste zij hem toe.
„Maar zoolang als ik leef, zal ik je
dat nooit vergeven!"
Een minuut later was doctor Sieg-
mund Artois weer alleen. Maar zijn
glimlach was thans verdwenen en
terwijl hij de rest van zijn cigaret
tusschen zijn vingers fijn kneep, be
merkte hij niet eens, dat hij zich daar
bij leelijk brandde.
„Een duivelsche vrouw!" knarse
tandde hij. „En hoeveel schooner is
zij dan die andere! Maar ik moet de
macht over haar behouden, opdat
niet zij mij op zekeren dag den voet
op den nek zet! Later ah later
zullen wij naar ik hoop op een ge
heel anderen toon tot elkander spre
ken."
En hij ging in de kleine, sombere
alkoof, die de verhuurster als het
„slaapkabinet" placht te bestempelen,
teneinde zich voor zijn bezoek bij den
professor om te kleeden. Hij had
immers Ingeborg beloofd, nog dezen
zelfden avond haar vader om haar
hand te vragen en hij wilde niet aar
zelen, zijn belofte te houden thans,
nadat hij voldoende gerustgesteld was
op het punt, hoe het antwoord van
den professor zou luiden.
Hoofdstuk X.
Het was een week voor Pinkste
ren en het scheen wel, dat de jonge
lente zich nog nooit te voren in zulk
een wonderbaarlijke kracht en heer
lijkheid had vertoond als na dezen
troosteloos langen, hardnekkigen win
ter. Het beukenwoud, waarvan de
laatste stammen krachtig en trotsch
zich verhieven aan den hoogen oever
van de als zilver blinkende Oostzee,
prijkte in de volle pracht van zijn
smaragdkleurig lentegewaad. In hon
derd verschillende tonen jubelden de
kleine vogeltjes in de twijgen en het
lichte briesje, dat vanuit zee land
waarts gleed, scheen gelijk een leven-
verwekkenden adem alles een ver
jongingskuur te doen ondergaan.
Op een smal pad, dicht bij de hooge
duinen, schreed Ingeborg Wallroth
door het zacht ruischende woud
voort. Zij had haar stroohoed over
den arm gehangen en telkens wan
neer het sterk kronkelende pad
schijnbaar in het dichte struikgewas
geheel verdween, gleden de takjes
van het kreupelhout langs haar japon
en door heur haar, zonder dat dit
kleine ongemak haar vreugde in deze
eenzame wandeling zou hebben kun
nen verstoren.
Zij had op dezen heerlijken lente
morgen reeds een flink eind afgelegd;
want het heerenhuis van Lindow,
waar zij sinds weken als gast ver
toefde, lag een uur meer landwaarts
aan den rand van het bosch, dat daar
aan het park van het landgoed
grensde.
Het oude, kinderlooze echtpaar,
dat het eenvoudige heerenhuis be
woonde, had in nauwe familie-relatie
met de overleden echtgenoote van
den professor gestaan en reeds dik
wijls was Ingeborg uitgenoodigd eeni
ge weken in het voorjaar of in den
zomer op het bekoorlijk gelegen
landgoed te komen doorbrengen.
Wallroth had er intusschen nooit toe
kunnen komen, in zulk een lange
scheiding met zijn kind toe te stem
men en eerst nu, toen zij op den dag
van haar verloving met doctor Sieg-
mund Artois zeer beslist den wensch
te kennen had gegeven, voor onbe-
paalden tijd naar Lindow te gaan, had
de professor van zijn kant geen tegen
werpingen meer gemaakt.
Alleen tegen haar plan, om nog
vóór zijn bruiloft te willen vertrek
ken, was hij verontwaardigd opgeko
men en Ingeborg had zich tenslotte
naar zijn wensch geschikt, hoewel het
haar zichtbaar een buitengewone
zelfoverwinning had gekost.
De dag, die door de drie het meest
bij het huwelijk betrokken personen
met vrees werd tegemoet gezien
hoewel op verschillende wijze was
gelukkig zonder eenigen waarneem
baren wanklank verloopen. De jonge
vrouw had er weliswaar eenigszins
bleek en lijdend, maar toch altijd nog
zoo bekoorlijk en opgewekt uitgezien,
dat men zeer z<- „an de echtheid
van haar geluk k gelooven; de we
duwe van den raadsheer van Man-
stein was met haar zachten glimlach
en haar sierlijke witte haren zulk een
stralende en eerbiedwaardige bruids
moeder geweest, zooals men er maar
zelden aan een bruilofsmaaltijd aan
treft. Wanneer ook maar een hon
derdste gedeelte van al die goede
wenschen in vervulling mocht gaan,
die in talrijke toasten op het welzijn
van den professor en diens gezin uit
gebracht werden, dan mocht hij zich
met de zijnen tot aan het eind van
hun leven wel als de meest benijdens-
waardigsten aller stervelingen be
schouwen.
Niet gering evenwel was de ver
rassing van de uitgenoodigde gasten
geweest, toen de professor in aan
sluiting op een bewogen dankbetui
ging overeenkomstig de afspraak
met zijn toekomstigen schoonzoon
de verloving van zijn eenige dochter
openlijk bekend had gemaakt.
In den kennissenkring der Wall-
roth's was men vrij algemeen de mee
ning toegedaan, dat de schoone Inge
borg als het kind van een beroemden
vader en als erfdochter van een on-